Het mobiliteitsbudget is een budget op jaarbasis dat aan de werknemer toegekend kan worden in ruil voor de bedrijfswagen met privégebruik en besteed kan worden in 3 pijlers:
- Pijler 1: een milieuvriendelijkere bedrijfswagen kiezen
- Pijler 2: kiezen voor duurzame vervoermiddelen en-diensten (fietsen, openbaar vervoer, deelsystemen, carpooling,….) en dit voor aankoop, gebruik en onderhoud.
- Pijler 3: het eventuele restsaldo zal in loon worden uitbetaald
Er wordt hiervoor een mobiliteitsrekening gecreëerd op naam van de werknemer.
Het budget wordt berekend in principe aan de hand van:
- De jaarlijkse bruto kostprijs voor de werkgever van de ingeleverde bedrijfswagen of de bedrijfswagen waarvoor de werknemer in aanmerking komt;
- de fiscale en parafiscale lasten; en
- de met de wagen gerelateerde kosten in het kader van het bedrijfswagenbeleid, zoals de financieringskosten, de brandstofkosten, de verschuldigde solidariteitsbijdrage.
Het uitgangspunt is dus de totale jaarlijkse bruto kostprijs voor de werkgever van de financiering en het gebruik van een bedrijfswagen: de total cost of ownership (TCO).
In deze TCO zit de maandelijkse leaseprijs of huurprijs van de wagen, maar ook alle kosten voor brandstof, verzekeringen, de CO2-solidariteitsbijdrage, niet-aftrekbare btw, vennootschapsbelasting op niet-aftrekbare autokosten, enz.
Professionele verplaatsingskosten
Vanaf 01.01.2022 heeft de werkgever de mogelijkheid om bij de vaststelling van de omvang van het mobiliteitsbudget van de werknemer, de kosten van de bedrijfswagen die het gevolg zijn van het gebruik van die wagen voor beroepsdoeleinden, buiten beschouwing te laten.
Die kosten beperken zich enkel tot de brandstofkosten voor beroepsverplaatsingen.
De voorwaarde is evenwel dat de werkgever de kosten van de werknemer voor professionele verplaatsingen bovenop het mobiliteitsbudget vergoedt. Op deze vergoeding zijn geen RSZ-bijdragen noch bedrijfsvoorheffing verschuldigd.
Wanneer de werkgever bij de berekening van het mobiliteitsbudget wel rekening houdt met de professionele verplaatsingen, dan kan hij vanaf 1/1/2023 bijkomend nog een vergoeding voor deze verplaatsingen bovenop het budge toekennen. Echter zijn deze vergoedingen dan niet meer vrijgesteld van RSZ-bijdragen en bedrijfsvoorheffing.
Fietsvergoeding
Vanaf 1 mei 2023 geldt er een veralgemeende fietsvergoeding van 0,27 € per km in de sectoren en/of ondernemingen waar er nog geen regeling voorhanden is.
Kan de werkgever aan een werknemer die het mobiliteitsbudget geniet, een fietsvergoeding toekennen?
Een cumul is mogelijk als de werknemer in de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag van het mobiliteitsbudget ook met de fiets naar het werk kwam en daarvoor een fietsvergoeding kreeg, ongeacht het aantal verplaatsingen waarvoor de fietsvergoeding wordt toegekend.
De fietsvergoeding behoudt in dat geval het gunstige (para)fiscaal statuut.
Conform de wetgeving betreffende het mobiliteitsbudget vervalt elke verplichting die op de werkgever rust om een ‘verplaatsingsvergoeding’ te betalen, vervalt vanaf de eerste dag van de maand waarin hij een mobiliteitsbudget toekent aan de werknemer.
Bron : www.mobiliteitsbudget.be