Op 13 juni 2019 sloten de sociale partners van het Aanvullend Paritair Comité voor bedienden (PC200) een ontwerpakkoord af. Bij de onderhandelingen moesten de partijen binnen PC200 rekening houden met de opgelegde maximum loonmarge van 1,1%. Onderstaand wordt uiteengezet hoe deze marge optimaal ingezet kan worden. Naast de bepalingen over het loon, werd tevens onderhandeld over de opleidingsdagen, leeftijdsvereisten bij SWT en de tijdskredietstelsels landingsbaan.
Het betreft een voorontwerp waardoor enig voorbehoud gemaakt moet worden tot de definitieve publicatie op de website van de FOD WASO.
Verhoging van de minimum- en effectieve lonen met 1,1% vanaf 1 september 2019
Deze verhoging van de effectieve lonen is evenwel niet van toepassing op werkgevers die zowel arbeiders als bedienden tewerkstellen. Hiervoor werd een bijzondere regeling overeengekomen (zie infra). De betreffende ondernemingen zijn ook niet verplicht de loonsverhoging uit te voeren, zij kunnen ervoor opteren om een gelijkwaardig voordeel toe te kennen.
Van bovenstaande bepaling zijn de volgende werkgevers uitgesloten en werd een bijzondere regeling overeengekomen:
- de bedienden tewerkgesteld bij werkgevers die zowel bedienden als arbeiders in dienst hebben op 1 september 2019 in dezelfde ondernemingsactiviteit;
- werkgevers van wie hun arbeiders aangesloten zijn bij een sectoraal aanvullend pensioen voor arbeiders;
- en werkgevers die geen of een minder gunstige aanvullende pensioenregeling hebben voor de bedienden.
De werkgevers die onder deze uitzonderingsgrond vallen, zullen een tijdelijke jaarpremie (gelijkwaardig aan de loonsverhoging van 1,1%) moeten storten in een aanvullend pensioen voor bedienden voor de periode van 1 september 2019 tot en met 31 december 2019. Vanaf 1 januari 2021 zal er op sub-sectorniveau een aanvullend pensioen voor bedienden voorzien worden waarin het budget van de jaarpremie gestort moet worden. Hierover moet wel nog een sectorale cao afgesloten worden.
Verplichte fietsvergoeding
Er wordt een verplichte fietsvergoeding ingevoerd voor een regelmatige gebruiker van de fiets, begroot op 0,10 €/ effectief afgelegde kilometer met een maximum van 4 € per arbeidsdag.
Regeling omtrent het aantal voorziene opleidingsdagen in functie van het aantal VTE’s in de onderneming en het jaar
Binnen PC200 hebben de bedienden recht op opleidingsdagen met als doel de professionele kwalificatie van de bedienden te verhogen.
De bedienden moeten minstens aangeworven zijn met een arbeidsovereenkomst voor meer dan één jaar (contracten van bepaalde duur die elkaar opvolgen en zo meer dan één jaar bedragen uitgezonderd) en niet in hun opzeggingstermijn zitten. Als de werknemer deeltijds werkt, worden het recht op opleidingsdagen ook evenredig verminderd.
De opleiding mag gevolgd worden tijdens de werkuren. Als dat organisatorisch niet mogelijk is, mag de opleiding ook na de werkuren plaatsvinden. De opleidingsuren buiten de werkuren geven dan wel recht op compensatie in arbeidstijd. Overloon is er evenwel niet verschuldigd.
De werkgever had tot 1 juni 2019 de tijd om een opleidingsaanbod aan te bieden aan zijn personeel. Bij gebreke hieraan, kan de werknemer uiterlijk op 31 augustus 2019 schriftelijk zijn opleidingsdagen aanvragen bij de werkgever. De werkgever heeft dan de tijd tot 1 oktober 2019 om hierop schriftelijk te reageren en te informeren op welke wijze hij de opleidingsdagen binnen de geldigheidsduur alsnog zal aanbieden.
De toekenningsmodaliteiten zijn verschillend naargelang het een onderneming met of zonder syndicale delegatie betreft. Als de werkgever een opleidingsaanbod wil aanbieden, zal hij dit wel moeten registreren bij het sociaal fonds. Cevora zal dan tussenkomen in de vormingskosten.
In het ontwerpakkoord hebben de sociale partners het aantal opleidingsdagen vanaf 2020 gewijzigd zoals hieronder voorzien:
- Ondernemingen met minder dan 10 werknemers: gemiddeld 4 dagen per 2 jaar per VTE
- Ondernemingen met tussen 10 en 20 werknemers:
- 2020-2021: gemiddeld 4 dagen per 2 jaar per VTE
- 2022-2023: gemiddeld 4,5 dagen per 2 jaar per VTE
- 2024-2025: gemiddeld 5 dagen per 2 jaar per VTE
- Ondernemingen met meer dan 20 werknemers:
- 2020-2021: gemiddeld 5 dagen per 2 jaar per VTE
- 2022-2023: gemiddeld 6 dagen per 2 jaar per VTE
(VTE= erkend voltijds equivalent)
Leeftijdsvereiste in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
Naar aanleiding van de cao’s die binnen de Nationale Arbeidsraad gesloten zijn, hebben de sociale partners de leeftijdsvereiste bevestigd in hun ontwerpakkoord en tevens besloten dat de werknemer in elke van onderstaande gevallen van SWT minstens 10 jaar anciënniteit moet hebben in de sector.
Van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2021 is SWT mogelijk vanaf:
- 59 jaar lange loopbaan (40 jaar)
- 59 jaar met 33 jaar loopbaan waarvan 20 jaar nachtarbeid of zwaar beroep
- 59 jaar met 35 jaar loopbaan zwaar beroep
Tijdskrediet landingsbanen
De tijdskredietstelsels landingsbanen worden verlengd voor de periode van 1 juli 2019 tot 30 juni 2021 en als volgt aangepast:
Wanneer er sprake is van een lange loopbaan van 35 jaar, een zwaar beroep of 20 jaar nachtarbeid mits 2 jaar anciënniteit in de onderneming dan wordt de leeftijdsvoorwaarde voor het recht op uitkeringen bepaald op:
- Arbeidsduurvermindering met 1/5 landingsbaan met uitkeringen mogelijk vanaf 55 jaar
- Arbeidsduurvermindering met 1/2 landingsbaan met uitkeringen mogelijk vanaf 57 jaar
Deze voorwaarden gelden tot 31 december 2020 in navolging van de raam-cao die de NAR hierover uitgewerkt heeft.
Bron: Ontwerp van sectorakkoord 2019-2020 van 13 juni 2019 – Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden PC 200