Artikel 31 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (hierna ‘arbeidsovereenkomstenwet’ genoemd) bevat een aantal verplichtingen van de werknemer in geval van arbeidsongeschiktheid.
Plichten werknemer in kader van arbeidsongeschiktheid
Zo moet de werknemer de werkgever onmiddellijk op de hoogte te brengen van de arbeidsongeschiktheid en indien het arbeidsreglement dit voorschrijft of op verzoek van de werkgever, een geneeskundig getuigschrift voorleggen binnen twee werkdagen vanaf de dag van de ongeschiktheid. Bijkomend kan de werknemer verplicht worden om zich bij de controlearts aan te bieden als hem dat gevraagd wordt. Ten slotte kan het arbeidsreglement bepalen dat de werknemer zich een dagdeel van maximum 4 aaneengesloten uren die zich tussen 7 uur en 20 uur bevinden, in zijn woonplaats of een aan de werkgever meegedeelde verblijfplaats ter beschikking te houden voor een bezoek van een controlearts.
Voorgaande verplichtingen t.a.v. de werknemer kunnen enkel versoepeld worden, maar niet verzwaard. Een verzwaring is van de verplichtingen van de werknemer die door diens arts arbeidsongeschikt werd verklaard, is wettelijk niet toegelaten. Zo mag bijvoorbeeld de werkgever niet eisen dat het geneeskundig getuigschrift overgemaakt moet worden binnen een termijn van minder dan 2 werkdagen. Ook mag de werkgever niet vragen dat er een origineel getuigschrift overgemaakt wordt met een aangetekende brief. Een kopie, foto, etc. moet ook aanvaard worden omdat de werkgever hieruit ook kan afleiden of de wettelijke normvoorwaarden die vereist zijn voor het getuigschrift aanwezig zijn.
Arrest Hof van Brussel
Dat de plichten van de werknemer niet verzwaard mogen worden, werd bevestigd in een arrest van het Arbeidshof van Brussel van 1 december 2021.
In deze zaak moest het hof zich uitspreken over een verplichting van de werknemer opgenomen in het arbeidsreglement, die het volgende zei “als het attest vermeldt dat men de woning mag verlaten, de werknemer zich de derde werkdag volgend op de start van de arbeidsongeschiktheid spontaan moet aanbieden op het werk, met het oog op een medische controle in aanwezigheid van een arts. (…) Als de werknemer zich niet aanbiedt, zal de werkgever niet gehouden zijn tot betaling van het gewaarborgd loon. Als men de woning niet mag verlaten, dan zal de werknemer onderworpen worden aan een bezoek van een controlearts”.
Het hof oordeelt dat het voorzien van de verplichting dat de werknemer zich spontaan op de derde werkdag van elke periode van arbeidsongeschiktheid verzwarend is, en een drempel kan vormen
voor de werknemer (zelfs louter psychologisch) om zich arbeidsongeschikt te melden.
Artikel 31 § 3 van de arbeidsovereenkomstenwet voorziet dat de werknemer zich bij de controlearts moet aanbieden als hem dat gevraagd wordt, en dit kan evenwel automatisch (bijvoorbeeld de derde werkdag) doch niet dat deze plaats van controle zich op de arbeidsplaats bevindt. De verwijzing in het artikel naar ‘het zich aanbieden bij de controle arts’ veronderstelt volgens het hof een neutrale plaats waar de werknemer niet geconfronteerd kan worden met de werkgever of zijn collega’s.
Aldus kan je als werkgever de verplichtingen die in de arbeidsovereenkomstenwet staan, al dan niet facultatief wel verplicht opleggen in het arbeidsreglement, doch wel deze regels niet verstrengen dan hetgeen effectief in de arbeidsovereenkomstenwet staat.
Bron : Arbh. Brussel (4 K.), 1 december 2021, J.T.T., 2022/23, p. 399-403.