Skip to main content
Sociaal-Juridisch

Grondwettelijk Hof – opeenvolging van contracten van bepaalde duur en vervangingsovereenkomsten

By 31 augustus 2021No Comments

Het Grondwettelijk Hof heeft zich in een arrest van 17/06/2021 uitgesproken over de schending van art. 10 en 11 van de Grondwet (gelijkheidsbeginsel en niet-discriminatiebeginsel) indien een werknemer  na een ononderbroken tewerkstelling van meer dan twee jaar via afwisselende opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en vervangingsovereenkomsten, geen beroep kan doen op het vermoeden van tewerkstelling op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.

Vraagstelling

Er werd aan het Grondwettelijk Hof gevraagd of de art. 10 en 11ter, § 1, 5de lid van de Arbeidsovereenkomstenwet de art. 10 en 11 van de Grondwet schenden in de mate de in deze artikelen vervatte verboden van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur (art. 10) en opeenvolgende vervangingsovereenkomsten (artikel 11ter,§ 1, 5de lid) niet kunnen toegepast worden wanneer er een opeenvolging is van arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en vervangingsovereenkomsten.

Concreet ging het in het bodemgeschil over een werknemer die sinds 5 februari 2001 als bediende in dienst was op basis van een vervangingsovereenkomst en die vervolgens
ononderbroken tewerkgesteld werd op grond van een opeenvolging van diverse vervangingsovereenkomsten en arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur tot zijn ontslag op 5 oktober 2017. De werknemer was van oordeel dat aangezien hij sedert 5 februari 2001 ononderbroken was tewerkgesteld er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan.

Hierbij was het zo dat de duur van de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur niet meer bedroeg dan 2 jaar. Ook de duur van de opeenvolgende vervangingsovereenkomsten bedroeg niet meer dan twee jaar. Wel was het zo dat de totale duur van deze opeenvolgende overeenkomsten meer dan 2 jaar bedroeg.

In de wetgeving geldt echter enkel een vermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur bij overschrijding van een duur van 2 jaar bij opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd dan wel opeenvolgende vervangingsovereenkomsten. In de wetgeving is er geen vermoeden opgenomen in die zin wanneer arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde duur en vervangingsovereenkomst elkaar afwisselen.

Ter herinnering

Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur

Wanneer de werkgever en werknemer opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde duur hebben afgesloten zonder dat er een onderbreking is, toe te schrijven aan de werknemer, wordt er verondersteld dat er sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde duur (art. 10 arbeidsovereenkomstenwet). Dit wettelijke vermoeden strekt ertoe de werkstabiliteit te verzekeren en de werknemer te beschermen tegen het onrechtmatige gebruik van opeenvolgende overeenkomsten voor een bepaalde tijd (Parl.
St., Kamer, 1968-1969, nr. 270/6, p. 3).

Hierop bestaan enkele uitzonderingen (art. 10 en 10bis arbeidsovereenkomstenwet):

  • De werkgever levert het bewijs dat deze overeenkomsten gerechtvaardigd waren wegens de aard van het werk of wegens andere wettige redenen;
  • Opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde duur kunnen worden gesloten indien maximum vier overeenkomsten voor een bepaalde duur worden gesloten,
    waarvan de duur telkens niet minder dan drie maanden mag bedragen zonder dat de totale duur van deze opeenvolgende overeenkomsten twee jaar mag overschrijden;
  • Opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde duur kunnen worden gesloten met de voorafgaande toestemming van de inspectie (TSW) op voorwaarde dat de duur telkens
    niet minder dan zes maanden mag bedragen, zonder dat de totale duur van deze opeenvolgende overeenkomsten drie jaar mag overschrijden

Indien de hierboven vermelde termijn van 2 of 3 jaar wordt overschreden geldt het vermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.

Opeenvolgende vervangingsovereenkomsten

Er bestaat geen verbod op het sluiten van opeenvolgende vervangingsovereenkomsten.

Wel is het zo dat indien de werkgever en werknemer verschillende opeenvolgende vervangingsovereenkomsten hebben gesloten, zonder dat er een onderbreking is, toe te schrijven aan de werknemer, dat dan de totale duur van die opeenvolgende overeenkomsten niet langer mag zijn dan twee jaar (art. 11ter, § 1, derde en vierde lid arbeidsovereenkomstenwet). Indien deze termijn van 2 jaar wordt overschreden dan gelden voor die overeenkomst de bepalingen voor een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.

De wetgever was immers van oordeel dat, hoewel « de meerderheid van de vervangingsovereenkomsten geen twee jaar duurt », « voor de overeenkomsten die uitzonderlijk deze duur bereiken, […] men de werknemer niet de wettelijke waarborgen inzake vastheid van betrekking mag ontzeggen » (Parl. St., Senaat, 1977-1978, nr. 258/2, p. 140).

Beslissing

Het Grondwettelijk Hof verwijst in de beslissing naar het doel van de wetgever met name dat deze met de in het geding zijnde bepalingen de werknemer die wordt tewerkgesteld met arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd of met vervangingsovereenkomsten wou beschermen tegen misbruik van die statuten door de werkgever (Parl. St., Senaat, 1977-1978, nr. 258/2, pp. 54-58 en 139-140). De wetgever wou een evenwicht tot stand brengen tussen, enerzijds, het belang van de werkgever om de arbeid flexibel te kunnen organiseren, met name wanneer zich tijdelijke pieken of onverwachte afwezigheden voordoen, en, anderzijds, het belang van de werknemer om na een voldoende lange periode bij dezelfde werkgever de wettelijke vastheid van betrekking te kunnen genieten.

Rekening houdende voormelde doelstelling van de wetgever is het Hof van oordeel dat het niet redelijk verantwoord dat de in die bepalingen neergelegde waarborg van de vastheid van betrekking na in beginsel twee jaar enkel geldt in geval van hetzij opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd, hetzij opeenvolgende vervangingsovereenkomsten, doch niet in geval van een opeenvolging van arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd en vervangingsovereenkomsten.

Het Hof stelt dat het aan de wetgever is om de voorwaarden en de uitzonderingen te bepalen die van toepassing zijn op de vastheid van betrekking van een werknemer die gedurende meer dan twee jaar door dezelfde werkgever is tewerkgesteld op grond van een opeenvolging van arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd en vervangingsovereenkomsten.

In afwachting van een optreden van de wetgever staat het aan de verwijzende rechter een einde te maken aan de vastgestelde ongrondwettigheid door de regels voor overeenkomsten van onbepaalde tijd toe te passen ten aanzien van een werknemer die zich in een dergelijke situatie bevindt.

 

Bron: GwH 17 juni 2021, nr. 93/2021, www.const-court.be

Deze website maakt gebruik van cookies om je gebruikservaring te optimaliseren. Door op “Accepteren” te klikken, ga je akkoord met het plaatsen van deze cookies.