Tweejaarlijks onderhandelen de sociale partners (Groep van 10) over een interprofessioneel akkoord (IPA) waarin een aantal zaken geregeld die de kapstok vormen voor verdere onderhandelingen op sectorniveau en op ondernemingsniveau.
Een van de onderdelen van het IPA is de koopkracht met name de loonnorm. De loonnorm (de maximale marge voor de loonkostenontwikkeling) wordt om de twee jaar vastgelegd en bepaalt hoeveel de loonkosten maximaal mogen stijgen. In dit geval gaat het over de jaren 2021 en 2022.
Het doel van de loonnorm is om ervoor te zorgen dat de Belgische loonkosten niet sneller stijgen dan die van onze buurlanden zodat onze economie competitief blijft.
Indien de sociale partners niet tot een akkoord komen, dan kan de Regering dit zelf vastleggen via een bij ministerraad overlegd KB. Dit gebeurde bijvoorbeeld voor de loonnorm van 2019 – 2020 (1,1%) aangezien de sociale partners niet tot een akkoord kwamen.
Voor de periode 2021 – 2022 heeft de Centrale Raad voor het bedrijfsleven (CRB) de maximaal beschikbare marge op 0,4%. Nu zijn de sociale partners eerst aan zet. Vervolgens kan hierover pas op sectoraal niveau en desgevallend op ondernemingsniveau over onderhandeld worden. Het is dus aan te raden om het verdere verloop af te wachten.
Uitzonderingen:
De Loonnormwet voorziet dat de indexeringen en de baremieke verhogingen altijd worden gewaarborgd.
Artikel 10 van de Loonnormwet geeft een opsomming van wat niet meegerekend wordt voor de berekening van de loonkostenontwikkeling:
- de winstdeelnemingen;
- de verhogingen van de loonmassa ten gevolge van een toename van het aantal personeelsleden in voltijdse equivalenten;
- de uitkeringen in speciën of in aandelen, of deelbewijzen die aan de werknemers, overeenkomstig de toepassing van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen, worden toegekend;
- de bijdragen gestort in het kader van de pensioenstelsels die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid;
- de eenmalige innovatiepremies bedoeld in de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg;
- de consumptiecheque bedoeld in artikel 19quinquies van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
Daarnaast heeft de FOD WASO meermaals bevestigd dat collectieve bonusplannen in het kader van de CAO nr. 90 niet aangerekend worden op de loonmarge.
Loonkostverhogingen die voortvloeien uit dwingende wettelijke bepalingen, zoals de bijdragen voor risicogroepen en de verhoging van de vormingsinspanningen, en die leiden tot een overschrijding van de loonnorm, tellen mee voor de loonnorm, maar zullen geen aanleiding geven tot een sanctie.
Bron: Wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, BS 1/08/1996.