Skip to main content
Sociaal-Juridisch

NAR advies: wettelijk kader niet-afwervingsbeding uitzendarbeid?

By 29 september 2023No Comments

Op 26/09/2023 heeft de NAR een advies geformuleerd m.b.t. het niet-afwervingsbeding uitzendarbeid naar aanleiding van de intentie van de minister van Werk om in de Uitzendarbeidswet een regeling op te nemen voor niet-afwervingsbedingen. Er werd daarbij verduidelijkt dat deze regeling een strikte omkadering van deze niet-afwervingsbedingen kan zijn (vb. maximale looptijd en/of een maximaal bedrag als schadevergoeding) of een herinvoering van het oorspronkelijk verbod. Tot de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers bevatte de Uitzendarbeidswet immers een verbod om niet-afwervingsbedingen op te nemen in de overeenkomst tussen de gebruiker en het uitzendbureau.

De Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven hebben besloten om deze adviesaanvraag gezamenlijk te behandelen, gelet op het feit dat afspraken over niet-afwervingsbedingen deel uitmaken van de commerciële relatie tussen het uitzendbureau en de gebruiker en gevolgen hebben voor het mededingingsrecht.

Er werd een verdeeld advies uitgebracht. Het is bijgevolg afwachten welke regeling de minister van Werk desgevallend hieromtrent zal uitwerken.

Hieronder een overzicht van de verschillende standpunten.

Standpunt werknemersvertegenwoordigers

Volgens de werknemersvertegenwoordigers beknotten dergelijke niet-afwervingsbedingen in de praktijk de kansen op vaste tewerkstelling voor de betrokken werknemers. Ze wijzen er daarnaast op dat dit probleem zich niet enkel stelt bij uitzendarbeid, maar ook bij ‘projectsourcing’.

In eerste instantie pleiten zei voor de invoering van een verbod op dergelijke niet-afwervingsbedingen zowel in het kader van uitzendarbeid als voor andere vormen van terbeschikkingstelling.

In ondergeschikte orde doen ze een voorstel van wettelijk kader waarbij onder bepaalde voorwaarden een ‘redelijke’ vergoeding wordt voorzien, met name:

  • het uitzendbureau of de dienstverlener moet aantonen dat ze bijzondere kosten hebben moeten maken voor de rekrutering of opleiding van de ter beschikking gestelde werknemer (m.a.w. niet bij payrolling of indien de onderneming zelf voor on-the-job training heeft gezorgd);
  • er wordt voorzien in een beperkte duurtijd van max. één kalendermaand vanaf de eerste dag van de tewerkstelling;
  • het bedrag wordt beperkt tot max. één maand brutoloon;
  • enkel voor uitzendkrachten die tewerkgesteld worden met minstens maandcontracten;
  • het niet-afwervingsbeding moet schriftelijk opgenomen worden in de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemer;
  • de leden van de vakbondsafvaardiging en de ondernemingsraad van de gebruiker moeten periodiek over de geldende niet-afwervingsbedingen en hun modaliteiten ge-informeerd worden;
  • de wettelijke regeling dient tweejaarlijks geëvalueerd te worden.

Standpunt VBO

Volgens de vertegenwoordigers van het VBO dat een beperking van de niet-afwervingsbedingen het tegenovergestelde bereikt zal worden van wat de minister beoogt, met name meer krapte op de arbeidsmarkt, minder zekerheid en bescherming voor werknemers en minder doorstroom naar een vaste tewerkstelling. Hetgeen finaal zal leiden tot een lagere werkzaamheidsgraad.

Ze benadrukken dat de uitzendkracht steeds aangeworven kan worden, mits de gebruiker de hieraan verbonden kosten betaalt aan het uitzendbureau voor de geleverde diensten.

In het contractenrecht bestaan er reeds principes om de geldigheid van niet-afwervingsbedingen te toetsen. Niet-afwervingsbedingen zijn geldig voor zover ze niet onrechtmatig zijn, wat geval per geval beoordeeld moet worden. De rechtspraak heeft hiervoor enkele criteria en principes ontwikkeld. Zo moet het niet-afwervingsbeding transparant zijn, d.w.z. voldoende duidelijk en begrijpelijk geformuleerd zijn zodat de andere partij alle economische en juridische gevolgen inziet en begrijpt. Bovendien moet het niet-afwervingsbeding ook proportioneel en redelijk zijn

Federgon zou niettemin bereid zijn om een meldpunt op te richten bij de ombudsdienst van Federgon waarbij eventuele klachten rond niet-afwervingsbedingen gemeld kunnen worden en mogelijke cases beoordeeld zullen worden aan de hand van de criteria van transparantie, proportionaliteit en redelijkheid en de omstandigheden die eigen zijn aan de zaak.

Standpunt UNIZO, UCM, UNISOC en de Boerenbond

UNIZO, UCM, UNISOC en de Boerenbond hekelen de exuberante afkoopsommen en de overdreven duurtijd van de bedingen die sommige uitzendbureaus opleggen wanneer een gebruiker een uitzendkracht vast wil aanwerven alsook het gebrek aan transparantie vast over deze bedingen. Volgens hen bevinden klant-gebruikers zich in de praktijk vaak in de situatie dat er een niet-afwervingsbeding wordt opgelegd, zonder dat hiervoor een voorafgaand en uitdrukkelijk akkoord over bestaat.

Ze onderstrepen daarom de noodzaak om een transparant regelgevend kader uit te werken, en de spelregels vast te leggen waardoor geen onredelijke bedragen meer kunnen worden gevraagd. Zij onderstrepen dat uitzendbureaus correct vergoed mogen worden voor hun werk en afkoopvergoedingen in principe moeten kunnen. Onredelijke bedragen moeten echter aan banden worden gelegd om de doorstroom van uitzendkrachten naar vast werk te bevorderen.

Ze doen daarbij enkele aanbevelingen voor dit wettelijk kader, met name:

  • Het niet-afwervingsbeding dient transparant te zijn ten aanzien van de gebruiker en de uitzendkracht;
    • Het niet-afwervingsbeding dient uitdrukkelijk te worden opgenomen in de commerciële overeenkomst tussen de gebruiker en het uitzendbureau en voldoende duidelijk en begrijpelijk worden geformuleerd.
    • De uitzendkracht dient via het uitzendbureau minstens via geschrift op de hoogte te worden gebracht van het bestaan en de modaliteiten van een niet-afwervingsbeding.
  • Het niet-afwervingsbeding bedraagt maximaal 3 maanden en is degressief (de contractuele vergoeding wordt verminderd naar rato van de duurtijd van de gepresteerde dagen uitzendarbeid);
  • Ingeval de uitzendkracht door de gebruiker werd aangebracht (“pay-rolling”) en er voor het overige geen kosten gemaakt werden, wordt er geen afwervingsvergoeding aangerekend;
  • Niet-afwervingsbedingen moeten steeds wederkerig zijn. Dit betekent dat voor een uitzendbureau eenzelfde niet-afwervingstermijn en vergoeding moet gelden.
  • Oprichten van een neutraal meldpunt of ombudsman (vb. FOD Economie);
  • Deze regeling zou ook van toepassing moeten zijn op andere vormen van terbeschikkingstelling (“outsourcing/projectsourcing/consultancy/headhunting”);
  • Evaluatie 2 jaar na de inwerkingtreding van de maatregel;
  • Monitoring van de gehanteerde tarieven in de sector.

 

Bron: NAR Advies nr. 2.378 van 26 september 2023, Niet-afwervingsbeding uitzendarbeid, https://cnt-nar.be. 

Deze website maakt gebruik van cookies om je gebruikservaring te optimaliseren. Door op “Accepteren” te klikken, ga je akkoord met het plaatsen van deze cookies.