Ter herinnering
Een kennelijk onredelijk ontslag is een ontslag van een werknemer die is aangeworven voor onbepaalde tijd, dat gebaseerd is op redenen die geen verband houden met de geschiktheid of het gedrag van de werknemer of die niet berusten op de noodwendigheden inzake de werking van de onderneming, de instelling of de dienst en waartoe nooit beslist zou zijn door een normale en redelijke werkgever.
De toetsing van de kennelijke onredelijkheid van het ontslag betreft een marginale toetsing.
In geval van een kennelijk onredelijk ontslag riskeert de werkgever de betaling van een schadevergoeding aan de werknemer die overeenstemt met minimaal 3 weken loon en maximaal 17 weken loon (of een vergoeding overeenkomstig de reële schade).
Verdeling bewijslast
Art. 10 van CAO nr. 109 voorziet dat bij betwisting de bewijslast tussen de werkgever en de werknemer als volgt geregeld wordt:
- Indien de werkgever de redenen van het ontslag heeft meegedeeld (uit eigen beweging of op verzoek), draagt de partij die iets aanvoert daarvan de bewijslast.
- Het behoort aan de werkgever om het bewijs te leveren van de voor het ontslag ingeroepen redenen die hij niet aan de werknemer heeft meegedeeld en die aantonen dat het ontslag niet kennelijk onredelijk is.
- Het behoort aan de werknemer om het bewijs te leveren van elementen die wijzen op de kennelijke onredelijkheid van het ontslag wanneer hij geen verzoek heeft ingediend om de redenen van zijn ontslag te kennen overeenkomstig artikel 4 CAO nr. 109.
Arbeidshof Brussel
Het Arbeidshof van Brussel heeft zich hierover uitgesproken in een arrest van 14/04/2021. Het Hof stelt vast dat de ontslagredenen vermeld in de aangetekende brief die door de werkgever aan de werknemer verstuurd werd en die werden samengevat op het formulier C4 algemene beweringen zijn (hetgeen niet voldoet aan de vereist concreetheid ingevolge CAO nr. 109).
In dit concrete dossier voldeed het verzoek van de werknemer om de concrete redenen voor het ontslag te kennen echter niet aan de vormvereisten zoals voorzien in art. 4 CAO nr. 109 aangezien het verzoek niet via aangetekende brief verstuurd werd. Op basis van art. 10 derde streepje ligt de bewijslast bijgevolg volledig bij de werknemer.
Bron: Arbh. Brussel, 14 april 2021, A.R. nr. 2018/AB/445.