Vanaf 1 september 2022 treden een aantal wijzigingen in werking voor het Vlaams alternerend leren.
De wijzigingen kaderen binnen de doelstelling uit het regeerakkoord 2019-2024 van de Vlaamse Regering (en in zowel de beleidsnota Onderwijs als de beleidsnota Werk) om verder in te zetten op duaal leren als een volwaardige leerweg.
Interregionale en internationale mobiliteit
In het kader van interregionale en internationale mobiliteit was reeds de mogelijkheid voorzien dat een Vlaamse opleidingsverstrekker voor de leerlingen die een alternerende opleiding volgen, samenwerkt met een onderneming gevestigd buiten de Vlaamse Gemeenschap.
Er wordt een wijziging doorgevoerd zodat de mogelijkheid wordt voorzien voor leerlingen die ingeschreven zijn bij een onderwijs- of opleidingsinstelling, gevestigd in de Franse of Duitstalige Gemeenschap of in het buitenland om met een Vlaamse onderneming een alternerende overeenkomst te sluiten. Op deze manier kunnen leerlingen uit andere landen of gemeenschappen ook een invulling hebben met een overeenkomst in Vlaanderen. Voor deze leerling zal het studieprogramma uit het andere land of de andere gemeenschap gevolgd worden, wat uiteindelijk kan resulteren in studiebekrachtiging uit dat land of die gemeenschap.
Er wordt in dit kader gewerkt met de Vlaamse overeenkomsten voor alternerend leren.
De onderwijs- of opleidingsinstelling moet door de lokale betrokken bevoegde instantie als leerplek in het kader van een gelijkwaardig opleidingssysteem van alternerend leren en werken erkend zijn. Het Departement Werk en Sociale Economie oordeelt over de gelijkwaardigheid van een opleidingssysteem buiten de Vlaamse Gemeenschap en kan een samenwerkingsovereenkomst sluiten met de bevoegde instantie.
Vakantieregeling
Leerlingen in een alternerende opleiding volgen sinds 1 september 2019 de schoolvakantieregeling. Onder bepaalde voorwaarden kan daarvan worden afgeweken. In dat geval moeten de opleidingsdagen in een schoolvakantie worden gerecupereerd tijdens de lesweken op dagen dat de leerling zou worden opgeleid in de onderneming.
De leerlingen verbonden door een overeenkomst van alternerende opleiding bouwen ook betaalde vakantiedagen op en moeten die opnemen tijdens de schoolvakanties zodat hun vakantiedagen beperkt blijven tot de schoolvakantiedagen. De overige dagen van de schoolvakanties zijn onbetaald.
Sommige ondernemingen maken gebruik van een collectieve sluiting wegens jaarlijkse vakantie. Een collectieve sluiting kan zich voordoen buiten de schoolvakanties en dus tijdens de lesweken. In dat laatste geval kan de leerling niet worden opgeleid in de onderneming, maar kan hij ook geen betaalde vakantiedagen opnemen.
Er wordt voorzien in een wijziging zodat de leerling in dat geval toch betaalde vakantiedagen kan opnemen tijdens een dergelijke periode van collectieve sluiting buiten de schoolvakantie, echter enkel na uitputting van de eventuele recuperatiedagen waar hij nog recht op heeft. Als de leerling onvoldoende opgebouwde betaalde vakantiedagen heeft om alle dagen van de collectieve sluiting te overbruggen kan voor deze of de resterende dagen tijdelijke werkloosheid wegens collectieve sluiting worden aangevraagd.
Leervergoeding tijdens schorsing
De onderneming moet een leervergoeding betalen zowel voor de opleiding in de onderneming als voor het volgen van de lessen en de activiteiten die gelijkgesteld zijn met lessen.
Ook tijdens schorsingen van de overeenkomst heeft de leerling recht op een leervergoeding behalve bij arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval en beroepsziekte en ziekte voor arbeidsongeschiktheidsdagen die samenvallen met onbepaalde vakantiedagen.
De praktijk leert dat dit principe in bepaalde, specifieke gevallen niet realistisch is. Het gaat hier dan om tijdelijke gedeeltelijke schorsingen van de overeenkomst van alternerende opleiding waarbij de leerling wel de lessen kan volgen, maar niet kan worden opgeleid op de werkplek (bijvoorbeeld door lichamelijk letsel ten gevolge van een ongeval) of ervoor kiest niet te worden opgeleid op de werkplek (in geval van facultatief gedeelte van pre- of postnataal verlof). In veel gevallen gaat het hierbij om situaties die verschillende weken tot maanden kunnen aanhouden. Om te vermijden dat de overeenkomst vroegtijdig wordt beëindigd of dat de onderneming zal afhaken als werkplek omdat het gedurende die periode een leervergoeding moet betalen voor de dagen bij de aanbieder, wordt er een uitbreiding voorzien van de gevallen waarin de onderneming geen leervergoeding moet betalen voor het volgen van lessen of voor gelijkgestelde activiteiten.
De leervergoeding moet niet worden betaald voor het volgen van de lessen in de volgende gevallen:
- tijdens het facultatief gedeelte van het pre- en postnataal verlof waarbij de leerling de lescomponent volgt, maar niet de werkplekcomponent;
- bij profylactisch verlof tijdens de werkplekcomponent;
- bij tijdelijk gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarbij de leerling niet geschikt wordt bevonden om opgeleid te worden tijdens de werkplekcomponent, maar wel tijdens de lescomponent en na uitputting van de eventuele gewaarborgde leervergoeding. Dit laatste zorgt ervoor dat zolang de onderneming een gewaarborgde leervergoeding verschuldigd is voor de werkplekcomponent, de lesdag wel moet worden vergoed.
In al deze gevallen kan de leerling, als aan de voorwaarden is voldaan, voor het luik werkplekcomponent terugvallen op een vervangingsinkomen. De leerling blijft ook verzekerd voor arbeidsongevallen op de lesplaats.
Aanpassingen aan de stageovereenkomst alternerende opleiding
De overeenkomst van alternerende opleiding is een voltijdse overeenkomst. Het voltijdse karakter vertaalt zich dan in het aantal uur dat aan het geheel van de overeenkomst dient te worden gegeven (lescomponent én werkplekcomponent) en wordt afgeleid van de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) van de sector. Dit betekent in de realiteit dat overeenkomsten 38 uur kunnen omvatten, waarvan een groot deel op de werkplek. Deze bepaling geldt in principe ook voor de stageovereenkomst alternerende opleiding.
De stageovereenkomst alternerende opleiding wordt vooral gebruikt in duale opleidingen van het technisch secundair onderwijs (tso). In deze opleidingen is er een kleiner aandeel werkplekcomponent waardoor de scholen moeten instaan voor een groter aandeel lescomponent, om te komen tot het totaal aantal uren zoals bepaald door de cao. Dit is voor deze scholen niet altijd haalbaar, noch wenselijk.
Er wordt bijgevolg een wijziging voorzien zodat de stageovereenkomst alternerende opleiding niet langer beschouwd wordt als een voltijdse overeenkomst. De stageovereenkomst moet gesloten worden voor minstens 28 uur per week en maximaal de gemiddelde wekelijkse voltijdse arbeidsduur van toepassing in de onderneming. De overeenkomst heeft betrekking op het volledige leertraject, zowel de lescomponent als de werkplekcomponent. Voor de berekening van het aantal uren binnen de overeenkomst telt een les of een activiteit die gelijkgesteld is met een les, mee voor zestig minuten.
Bron: Decr.Vl. 10 juni 2022 tot wijziging van de regelgeving over duaal leren, de aanloopfase en het stelsel van leren en werken, BS 13 juni 2022.