In ons artikel ‘CAO nr. 43 en 50 – stap 1 aanpassing GGMMI vanaf 01/04/2022‘ werd toegelicht dat de eerste stap van de gefaseerde aanpassing van het GGMMI werd doorgevoerd met ingang van 01/04/2022. Er wordt vanaf die datum voorzien in één bedrag voor werknemers van 18 jaar en ouder.
Dit heeft ook impact op de bepalingen m.b.t. het scholingsbeding.
Scholingsbeding – Algemeen
Een scholingsbeding is een beding waarbij de werknemer, die gedurende de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst een specifieke vorming volgt op kosten van de werkgever, zich ertoe verbindt om aan deze laatste een gedeelte van de vormingskosten terug te betalen ingeval hij de onderneming verlaat voor het einde van de door de partijen overeengekomen periode. De geldingsduur van een scholingsbeding mag niet meer dan drie jaar bedragen. Indien de werknemer de onderneming vroegtijdig verlaat omdat hij zelf ontslag neemt of ontslagen wordt om een dringende reden, moet hij een deel van de opleidingskosten terugbetalen.
Opgelet: Een algemeen verbindend verklaarde sectorale cao kan bepaalde categorieën van werknemers en/of vormingen uitsluiten van de toepassing van het scholingsbeding.
Om geldig te zijn, bepaalt de arbeidsovereenkomstenwet dat het scholingsbeding individueel schriftelijk moet worden vastgesteld en een aantal verplichte vermeldingen moet bevatten, met name:
- een omschrijving van de overeengekomen vorming, de duur van de vorming en de plaats waar de vorming zal doorgaan;
- de kost van deze vorming of in het geval waarin de kost niet kan worden bepaald in zijn geheel, de kostenelementen die toelaten om de waarde te schatten van de vorming;
- de begindatum en de geldingsduur van het scholingsbeding;
- het terug te betalen bedrag van een gedeelte van de scholingskosten dat ten laste is genomen door de werkgever met betrekking tot dewelke de werknemer zich ertoe verbindt deze te betalen na afloop van de vorming, dit bedrag wordt op degressieve wijze uitgedrukt in functie van de geldingsduur van het scholingsbeding.
Een scholingsbeding is enkel mogelijk:
- bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur;
- indien het jaarloon van de werknemer op wie het scholingsbeding van toepassing is hoger is dan 36.785 € (bedrag van toepassing op 01.01.2022). Dit bedrag is proportioneel van toepassing op deeltijdse werknemers;
- de vorming moet hem toelaten om nieuwe professionele competenties te verwerven die desgevallend ook buiten de onderneming kunnen gevaloriseerd worden;
- de vorming dient tenminste 80 uren te bereiken of ingeval dit aantal uren niet bereikt wordt, een waarde hoger dan het dubbel van het gemiddeld minimum maandinkomen;
- Deze vorming mag zich niet situeren in het wettelijk of reglementair kader vereist voor de uitoefening van het beroep waarvoor de werknemer werd aangeworven.
Het scholingsbeding mag tijdens de geldigheidsduur van het beding toegepast worden in geval van ontslagname door de werknemer of ontslag door de werkgever om een dringende reden.
Scholingsbeding – GGMMI
In art. 22bis van de arbeidsovereenkomstenwet wordt momenteel voorzien dat het scholingsbeding geacht wordt onbestaande te zijn indien de vorming geen duur van 80 uren bereikt of een waarde gelijk aan het dubbel van het gemiddeld minimum maandinkomen, zoals vastgesteld, voor de werknemers van 21 jaar of meer, bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten door de Nationale Arbeidsraad.
Het wetsvoorstel voorziet in een technische aanpassing aan in artikel 22bis van de arbeidsovereenkomstenwet. Deze aanpassing wordt gedaan om de betrokken wetsbepaling in overeenstemming te brengen met de hierboven vermelde wijziging van CAO nr. 43. Bijgevolg wordt voorzien dat de woorden “21 jaar of meer” vervangen worden door de woorden “18 jaar of meer”.
Het bedrag van het GGMMI werd op 01/05/2022 opnieuw geïndexeerd gelet op de overschrijding van de spilindex.
Bovenstaande bespreking is onder voorbehoud van publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Bron: Wetsvoorstel houdende verlenging van diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, met betrekking tot de schorsing van de door de werkgever gegeven opzeggingstermijn tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de oorlogsituatie in Oekraïne en met betrekking tot het scholingsbeding, Parl. St. Kamer 2021 – 2022, 2610.