De wet van 15 januari 2018 houdende diverse bepalingen inzake werk heeft een kader uitgewerkt voor het toepassen van anonieme praktijktesten als methode voor het vaststellen van inbreuken inzake discriminatie.
Anonieme praktijktesten
Met het oog op het opsporen en vaststellen van inbreuken op de antidiscriminatiewetgeving, zullen sociale inspectiediensten zich kunnen voordoen als (potentiele) klanten of werknemers bij objectieve aanwijzingen van discriminatie, na een klacht of melding, ondersteund door resultaten van datamining en datamatching. Dit zonder hun legitimatiebewijs te tonen en dus zonder zich als inspecteur kenbaar te maken.
- “datamining” : het gericht zoeken naar verbanden in gegevensverzamelingen met als doel profielen op te stellen voor meer diepgaand onderzoek.
- “datamatching”: het vergelijken van twee sets van verzamelde data met elkaar.
Het doel van de praktijktest is om op een objectieve wijze na te gaan of er op grond van een wettelijk beschermd criterium sprake is van discriminatie.
Alle acties ondernomen tijdens de opsporing en de resultaten ervan worden opgetekend in een verslag en worden meegedeeld aan de arbeidsauditeur of de procureur des Konings.
Geen provocatie!
Er mag geen sprake zijn van provocatie ten opzichte van de betrokken persoon of personen. De opsporingsmethode moet zich beperken tot het creëren van de gelegenheid om een discriminerende praktijk aan het licht te brengen. Deze bevoegdheid kan enkel worden uitgeoefend indien het voor de uitoefening van het toezicht noodzakelijk is om de reële omstandigheden die gelden voor (potentiële) klanten of (potentiële) werknemers te kunnen vaststellen en indien deze vaststellingen niet op een andere manier kunnen gebeuren. Zij mag niet tot gevolg hebben dat een discriminerende praktijk gecreëerd wordt terwijl er geen ernstige aanwijzing was van praktijken die men kan bestempelen als directe of indirecte discriminatie.
Kleine strafbare feiten?
Het is uitdrukkelijk verboden voor de sociale inspectiediensten om strafbare feiten te plegen.
Het nabootsen van courante praktijksituaties in discriminatie-aangelegenheden is in de praktijk vaak enkel mogelijk door kleine strafrechtelijke overtredingen te plegen (bv. het gebruik van een valse naam, …). Omwille van deze reden wordt voorzien dat de sociaal inspecteurs die in dit kader strikt noodzakelijke strafbare feiten plegen vrij van straf blijven.
Echter de sociaal inspecteurs zullen geen staf krijgen indien deze in het kader van hun opdracht en met het oog op het welslagen ervan of ter verzekering van hun eigen veiligheid, strikt noodzakelijke strafbare feiten plegen met het uitdrukkelijk en voorafgaand akkoord van de arbeidsauditeur of de procureur des Konings.
Voorwaarden:
- enkel strikt noodzakelijke strafbare feiten;
- mits uitdrukkelijk en voorafgaand akkoord van de arbeidsauditeur of de procureur des Konings;
- de strafbare feiten mogen niet ernstiger zijn dan die waarvoor de opsporingsmethode wordt aangewend en moeten noodzakelijkerwijs evenredig zijn met het nagestreefde doel.
Ook de magistraat die de toestemming geeft aan de sociaal inspecteur tot het plegen van strafbare feiten in het kader van de uitoefening van de bijzondere bevoegdheid inzake discriminatie blijft vrij van straf.
Inwerkingtreding
De sociale inspectiediensten zullen vanaf 1 april 2018 gebruik kunnen maken van de methode van anonieme praktijktesten.
Evaluatie
Er wordt voorzien in een evaluatie één jaar na de inwerkingtreding met het oog op een eventuele bijsturing van de wetgeving.
Bron: De wet van 15 januari 2018 houdende diverse bepalingen inzake werk, BS 5 februari 2018.