Om in aanmerking te komen voor de steunmaatregel ‘vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegen- en nachtarbeid, voor een volcontinu arbeidssysteem’ of voor bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid en werken in onroerende staat’, is één van de voorwaarde dat de werknemers, overeenkomstig de arbeidsregeling waarin zij tewerkgesteld zijn, over de betrokken maand waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd, tenminste één derde van hun arbeidstijd in het betreffende regime tewerkgesteld moeten zijn. Deze voorwaarde wordt de ‘één derde-norm’ genoemd. In de initiële circulaires kon deze één derde-norm op uren dan wel op dagen berekend worden.
Naar aanleiding van een arrest van het hof van beroep van Bergen van 21 oktober 2020 omtrent de toepassing van de steunmaatregel ‘vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegen- en nachtarbeid’ waar het hof van oordeel was dat de ‘één derde-norm‘ gelet op de duidelijke tekst in artikel 275-5 WIB 92 berekend moet worden op basis van het aantal uur dat door de betrokken arbeiders wordt gewerkt en niet op basis van het aantal dagen, heeft de fiscus dit standpunt gevolgd en voortaan van de berekening op uurbasis de regel gemaakt.
Hoewel het geschil betrekking had op nachtarbeid, heeft de fiscus het ingenomen principieel standpunt doorgetrokken voor zowel ploegen- als voor nachtarbeid, werken in onroerende staat en volcontinue arbeidssysteem.
Bijkomend wilt de circulaire ook duidelijkheid brengen over de berekening van de één derde-norm in een aantal specifieke situaties, zoals o.a. bij overuren en ADV-dagen.
Inwerkingtreding
De circulaire behoudens het onderdeel over de berekening van de ‘één derde-norm’ op uurbasis of op dagbasis, is in werking getreden op 16 november 2021.
De berekening op uurbasis voor de toepassing van de vrijstelling treedt in werking op 1 januari 2022.
Faq berekening ‘één derde-norm’ op uurbasis
Faq nr. 3 bepaalt uitdrukkelijk dat de werkgever de ‘één derde-norm’ dient te berekenen op uurbasis, voor alle werknemers in ploegenarbeid, in nachtarbeid, in ploegenarbeid en werken in onroerende staat.
Onderstaand voorbeeld zoals opgenomen in de circulaire verduidelijkt de berekening:
Voorbeeld
Werkgever A voldoet aan alle voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid.
Werknemer X werkt voltijds bij werkgever A en zijn werkrooster voor de maand februari van het jaar N ziet er als volgt uit:
Februari (deze maand telt 4 volledige weken en de eerste werkdag start op maandag 1 februari) | Aantal gewerkte uren | Aantal gewerkte uren waarop werknemer X ploegenarbeid heeft verricht | |
Week 1 | Tewerkgesteld in ochtendploeg | 38 | 38 |
Week 2 | Niet tewerkgesteld in ploegenarbeid | 38 | 0 |
Week 3 | Tewerkgesteld in namiddagploeg | 38 | 38 |
Week 4 | Niet tewerkgesteld in ploegenarbeid | 38 | 0 |
De ‘één derde-norm’ voor werknemer X voor de maand februari N is:
(38+0+38+0)/(38+38+38+38) = 76/152 = 0,50.
Mits naleving van alle andere wettelijke voorwaarden, kan werkgever A de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid voor werknemer X in de maand februari N toepassen.
Verduidelijkingen voor de berekening van de ‘één derde-norm’
Deeltijdse werknemers
De één derde-norm moet berekend worden in functie van de arbeidsregeling waarin de werknemer tewerkgesteld wordt.
Onderstaand voorbeeld verduidelijkt dit:
Werkdagen | Aantal te presteren uren per werkdag | Uurrooster | Aard stelsel |
Maandag | 6 | 9-15 | Geen ploegenarbeid |
Dinsdag | 6 | 9-15 | Geen ploegenarbeid |
Woensdag | 0 | / | / |
Donderdag | 8 | 6-14 | Ploegenarbeid |
Vrijdag | 8 | 6-14 | Ploegenarbeid |
In de maand februari met 4 volledige weken, zullen er dus 16 (8+8) uren per week in een ploegensysteem gewerkt worden.
Het totaal aantal gepresteerde uren per week is 28 uren.
De ‘één derde-norm’ voor werknemer X voor de maand februari is derhalve : (16+16+16+16)/(28+28+28+28) = 64/112 = 0,57.
Indien de overige wettelijke voorwaarden ook nageleefd worden, kan de werkgever de vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing toepassen op deze werknemer.
In- en uitdiensttredingen tijdens de maand
Voor de werknemer die in de loop van de maand in of uit dienst treedt, wordt de ‘één derde-norm’ berekend rekening houdend met de duur van zijn tewerkstelling binnen die maand. Zo zal bijvoorbeeld voor de werknemer die slechts drie weken van de betrokken maand in dienst was, de ‘één derde-norm’ worden berekend op de arbeidstijd die geldt voor de betrokken drie weken en niet over de gehele maand.
Wijziging arbeidsregime gedurende de maand
Wanneer de werknemer in de loop van de maand van arbeidsregeling verandert, wordt de ‘één derde-norm’ globaal berekend over de betrokken maand.
Werknemer X werkt van 1 februari tot 14 februari voltijds bij werkgever A en van 15 februari tot 28 februari deeltijds.
Februari (deze maand telt 4 volledige weken en de eerste werkdag start op maandag 1 februari) | Aantal gewerkte uren | Aantal gewerkte uren waarop werknemer X ploegenarbeid heeft verricht | |
Week 1 | ploegenarbeid | 40 uren | 40 |
Week 2 | ploegenarbeid | 40 uren | 40 |
Week 3 | geen ploegenarbeid | 32 uren | 0 |
Week 4 | geen ploegenarbeid | 32 uren | 0 |
De ‘één derde-norm’ voor werknemer X voor de maand februari is (40+40)/(40+40+32+32) = 80/144 = 0,56.
Schorsingen van de arbeidsovereenkomst
Bij de berekening van de ‘één derde-norm’:
- worden naast de effectieve arbeidsprestaties, ook de schorsingen van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst waarvoor het loon wordt doorbetaald, mee in de teller opgenomen als er effectief sprake is van ploegen- of nachtarbeid, dan wel ploegenarbeid en werken in onroerende staat op locatie. (ADV-dagen en recuperatie overuren uitgezonderd, zie infra)
- worden perioden van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst zonder loon, niet meegerekend in de noemer.
Aldus tellen de schorsingen van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst waarvoor het loon door de werkgever wordt doorbetaald mee in de teller, en dit ongeacht of het loon geheel of gedeeltelijk wordt doorbetaald.
Ook de schorsingen worden in uren meegenomen.
De fiscus geeft in de circulaire een aantal voorbeelden:
- de periodes van arbeidsongeschiktheid die het gevolg zijn van ziekte of ongeval en waarvoor de werkgever het loon geheel of gedeeltelijk heeft doorbetaald,
- de jaarlijkse vakantie, hieronder is de jaarlijkse vakantie voor arbeiders ook inbegrepen hoewel de werkgever tijdens de opname hiervan geen loon betaalt.
- klein verlet of kort verzuim (het recht afwezig te zijn van het werk, met behoud van loon, ter gelegenheid van familiegebeurtenissen, voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten en in geval van verschijning voor het gerecht),
- de eerste drie dagen van het vaderschapsverlof.
De één derde-norm en uitzendarbeid
De ‘één-derde norm’ moet in hoofde van een uitzendkracht voor iedere onderneming waaraan deze uitzendkracht ter beschikking wordt gesteld binnen een bepaalde maand, berekend worden.
De toepassing van de ‘één derde-norm’ in hoofde van de betrokken uitzendkracht leidt dus bij het uitzendkantoor tot hetzelfde resultaat als de toepassing in hoofde van een werknemer die door de onderneming zelf in identieke omstandigheden (dezelfde periode, en dezelfde tewerkstelling in ploegen) zou zijn tewerkgesteld.
Overuren
De overuren moeten meegenomen worden in de teller en de noemer in de maand waarin ze effectief gepresteerd worden, ongeacht of ze al dan niet gerecupereerd worden.
Bij recuperatie in een bepaalde maand mogen deze uren niet meegenomen worden voor de berekening van de ‘één derde-norm’, noch in de teller, noch in de noemer.
Dit principe geldt ook voor andere, soortgelijke uren zoals bv. meer uren.
Voorbeeld uit de circulaire van een werknemer die overuren presteert tijdens nachtarbeid en die naderhand recupereert:
Werkgever A voldoet aan alle voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid.
Werknemer X werkt voltijds (38 uur per week) bij werkgever A en verricht nachtarbeid op woensdag, donderdag en vrijdag (telkens 6 uur). In februari van het jaar N presteert hij iedere week op donderdag en vrijdag één overuur tijdens de nachtarbeid. Hij recupereert deze overuren op een later tijdstip, met name de daaropvolgende maand.
Eerste maand (waarin de overuren effectief worden gepresteerd):
Februari N | Aantal gewerkte uren | Aantal gewerkte uren per week waarop werknemer X nachtarbeid heeft verricht | |
Week 1 | 1 tot 5 februari | 40 (38+2) | 20 (6+7+7) |
Week 2 | 8 tot 12 februari | 40 (38+2) | 20 (6+7+7) |
Week 3 | 15 tot 19 februari | 40 (38+2) | 20 (6+7+7) |
Week 4 | 22 tot 26 februari | 40 (38+2) | 20 (6+7+7) |
De ‘één derde-norm’ is voor werknemer X voor de maand februari N: (20+20+20+20)/(40+40+40+40) = 80/160 = 0,50.
Mits naleving van alle andere wettelijke voorwaarden, kan werkgever A de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid voor werknemer X in de maand februari N toepassen.
De overuren tellen dus mee zowel in de teller als de noemer voor de berekening van de ‘één derde-norm’ in de maand waarin ze effectief worden gepresteerd.
Tweede maand (de werknemer recupereert iedere week op donderdag en vrijdag één overuur):
Maart N | Aantal gewerkte uren | Aantal gewerkte uren per week waarop werknemer X nachtarbeid heeft verricht | |
Week 1 | 1 tot 5 maart | 36 | 16 (6+5+5) |
Week 2 | 8 tot 12 maart | 36 | 16 (6+5+5) |
Week 3 | 15 tot 19 maart | 36 | 16 (6+5+5) |
Week 4 | 22 tot 26 maart | 36 | 16 (6+5+5) |
Week 5 | 29 tot 31 maart | 22,8 | 6 (6) |
De ‘één derde-norm’ is voor werknemer X voor de maand maart N: (16+16+16+16+6)/(36+36+36+36+22,8) = 70/166,8 = 0,42.
De in deze maand gerecupereerde overuren tellen hierbij niet mee voor de berekening van de ‘één derde-norm’ (noch in de teller, noch in de noemer).
Mits naleving van alle andere wettelijke voorwaarden, kan werkgever hier toch de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid voor werknemer X in de maand maart N toepassen.
Bij opname ADV-dagen
De inhaalrustdagen toegekend aan werknemers als vermindering van de arbeidsduur (de zogenaamde ADV-dagen), mogen niet meegenomen worden in de berekening van de ‘één derde-norm’ (noch in de teller, noch in de noemer).
Voorbeeld uit de circulaire:
Werkgever A voldoet aan alle voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid en werken in onroerende staat.
Werknemer X werkt voltijds (40 uur per week) in de bouwsector. Zijn werkschema voor de maand april N ziet er als volgt uit:
– op donderdag 1 en vrijdag 2 april verricht de werknemer ploegenarbeid werken in onroerende staat op locatie,
– maandag 5 april is een feestdag (Paasmaandag),
– dinsdag 6 april tot vrijdag 9 april zijn ADV-dagen, hij hoeft dan niet te werken,
– van maandag 12 tot vrijdag 16 april werkt hij in het atelier van zijn werkgever, hij verricht dan geen werken in onroerende staat in ploegenarbeid op locatie,
– van maandag 19 tot vrijdag 23 april werkt hij in het atelier van zijn werkgever, hij verricht dan geen werken in onroerende staat in ploegenarbeid op locatie,
– van maandag 26 tot vrijdag 30 april verricht hij werken in onroerende staat in ploegenarbeid op locatie.
Schematisch geeft het voorgaande:
April N | Aantal gewerkte uren | Aantal gewerkte uren per week waarop werknemer X in ploegenarbeid werken in onroerende staat op locatie heeft verricht | |
Week 1 | 1 tot 2 april | 16 | 16 (8+8) |
Week 2 | 5 tot 9 april | 0 | 0 |
Week 3 | 12 tot 16 april | 40 | 0 |
Week 4 | 19 tot 23 april | 40 | 0 |
Week 5 | 26 tot 30 april | 40 | 40 |
De ‘één derde-norm’ is voor werknemer X voor de maand april N:
(16+0+0+0+40)/(16+0+40+40+40) = 56/136 = 0,41.
Mits naleving van alle andere wettelijke voorwaarden, kan de werkgever de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid en werken in onroerende staat voor werknemer X in de maand april N toepassen.
Overige
De verhoogde vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor een volcontinu arbeidssysteem mag enkel toegepast worden voor de bedrijfsvoorheffing die verband houdt met de prestaties van ploegen die effectief voldoen aan de voorwaarden inzake een volcontinu arbeidssysteem. Aldus mag de verhoogde vrijstelling niet toegepast worden op het gedeelte van de bezoldigingen dat betrekking heeft op prestaties geleverd in een ‘gewoon’ ploegen-of nachtregime. Voor de berekening van de ‘één derde-norm’ wordt nochtans, in de loop van een maand waarin zowel ploegen- en/of nachtarbeid, als volcontinu arbeid verricht wordt, rekening gehouden met zowel de ploegen- en/of nachtarbeid, als de volcontinu arbeid die de werknemer gedurende die maand heeft verricht.
Daarentegen is er tussen de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegen- en nachtarbeid, en anderzijds de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid en werken in onroerende staat geen cumul mogelijk hoofde van eenzelfde werknemer voor de betrokken maand.
Bron: Circulaire van 16 november 2021 over de berekening van de ‘één derde-norm’, 2021/C/99.