Sociaal-Juridisch

Outplacement: Gewestelijke bevoegdheid

By 29 januari 2018augustus 8th, 2019No Comments

Ingevolge de 6e staatshervorming zijn de gewesten bevoegd geworden voor bepaalde juridische aspecten m.b.t. outplacement.

 

Outplacement

Outplacement omvat een geheel van begeleidende diensten en adviezen die aan de ontslagen werknemer worden verleend in opdracht van de werkgever. De bedoeling van outplacement is om de ontslagen werknemer in staat te stellen om binnen een zo kort mogelijke termijn  een nieuwe job te vinden bij een andere werkgever of om een beroepsbezigheid als zelfstandige te ontwikkelen.

Ondernemingen moeten momenteel verplicht outplacement aanbieden aan:

    • medewerkers met een opzegtermijn van minstens 30 weken of een daarmee overeenstemmende opzeggingsvergoeding;
    • medewerkers van 45 jaar en ouder, met minimaal 1 jaar anciënniteit en die geen recht hebben op een opzegtermijn of opzeggingsvergoeding van minstens 30 weken;
    • alle ontslagen werknemers die bij een tewerkstellingscel zijn ingeschreven, in het kader van een  herstructurering.

Daarnaast kan de werkgever er ook vrijwillig voor kiezen om outplacement aan te bieden zonder dat deze daartoe verplicht is.

 

Herstructurering 

Ingevolge de 6e Staatshervorming moet het outplacement dat door een tewerkstellingscel wordt aangeboden aan ontslagen werknemers in het kader van een herstructurering, voortaan goedgekeurd worden door de bevoegde gewestelijke overheid in plaats van door de federale minister van Werk

Het outplacementaanbod moet door de werkgever in herstructurering, ten laatste zeven kalenderdagen na de oprichting van de tewerkstellingscel voor goedkeuring overgemaakt aan de bevoegde gewestelijke overheid.

Daarna moet de werkgever in herstructurering het outplacementaanbod en de beslissing over de goedkeuring door de bevoegde gewestelijke overheid onmiddellijk overmaken aan de Minister van Werk.

Indien de bevoegde gewestelijke overheid geen beslissing over de goedkeuring heeft genomen binnen 14 kalenderdagen na aanvraag, dan maakt de werkgever in herstructurering het outplacementaanbod en het bewijs dat de goedkeuring werd aangevraagd over aan de Minister van Werk.

Deze wijziging trad in werking op 01.01.2018 voor de collectieve ontslagen aangekondigd na 31.12.2017.

 

Sanctie outplacement 45+

In een ontwerp van decreet wil de Vlaamse overheid een sanctie opleggen aan werkgevers die hun verplichtingen niet naleven m.b.t. de bijzondere regeling van outplacement 45+.

Wanneer de werkgever verzaakt aan het verplicht outplacementaanbod voor oudere werknemers 45+, moet de ontslagen werknemer hem in gebreke stellen. Blijft de werkgever in gebreke, dan kan de directeur van het RVA werkloosheidsbureau beslissen dat hij een ‘bijdrage’ moet betalen. Het koninklijk besluit van 23 januari 2003 tot uitvoering van de artikelen 15 en 17 van de wet van 5 september 2001 stelt het bedrag van de sanctie vast op 1800 euro. De ‘boete’ heeft het karakter van een burgerlijke sanctie en is geen strafrechtelijke sanctie. De bedragen worden geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), die deze doorstort. Sinds 1 januari 2015 ontvangt de Vlaamse overheid deze inkomsten. De ontslagen werknemer heeft ondanks het feit dat zijn werkgever in gebreke blijft, toch recht op een geldig outplacementaanbod. In de huidige wetgeving wordt dit vandaag geregeld via een outplacementcheque, die de ontslagen werknemer hiervoor kan aanvragen bij de RVA.

Ingevolge het ontwerp van decreet zal het outplacementaanbod worden opgenomen door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB). In de toekomst zal het systeem van de outplacementcheque vervangen worden door een outplacementaanbod binnen het Sociaal Interventiefonds. De bevoegdheid voor het opleggen van de sanctie aan de werkgever) zal worden opgenomen door het Departement Werk en Sociale Economie (WSE).

Het ontwerp van decreet legt de rechtsgrond vast voor het opleggen en innen van een sanctie ten aanzien van de werkgever en vervangt artikel 15 van de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers. Het ontwerp van decreet geeft een delegatiebevoegdheid aan de Vlaamse Regering om de voorwaarden, de hoogte, de procedure en de nadere regels vast te leggen in verband met de bijdrage ten gunste van het Departement WSE die de werkgever verschuldigd is wanneer vastgesteld wordt dat hij zijn verplichtingen niet heeft nageleefd inzake het aanbieden van outplacement in het kader van de bijzondere regeling voor werknemers van 45 jaar of ouder tewerkgesteld in het Vlaamse Gewest.

Opgelet: bovenstaande bespreking is gebaseerd op een ontwerptekst en is onder voorbehoud van publicatie in het Belgisch Staatsblad.

 

 

Bron: Ontwerp van decreet 21 december 2017 tot wijziging van de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers en van het Gerechtelijk Wetboek, wat betreft het opleggen van sancties aan werkgevers die hun verplichtingen inzake de bijzondere regeling van outplacement voor de werknemers van minstens 45 jaar niet naleven; KB van 13 december 2017 tot wijziging van het KB van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen en van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, BS 21.12.2017.

Deze website maakt gebruik van cookies om je gebruikservaring te optimaliseren. Door op “Accepteren” te klikken, ga je akkoord met het plaatsen van deze cookies.