Skip to main content
Sociaal-Juridisch

Sociaal passief eenheidsstatuut – nieuwe circulaire fiscus

By 30 augustus 2021september 1st, 2021No Comments

Ter herinnering

De Wet Eenheidsstatuut beoogde een gelijkstelling van de opzegtermijnen tussen arbeiders en bedienden. Dit heeft tot gevolg dat de ontslagkost voor de werkgevers hoger kan liggen dan voor de invoering van de Wet Eenheidsstatuut.

Om de werkgevers tegemoet te komen werd hiervoor een nieuw sociaal passief ingevoerd waardoor de werkgevers een bijkomende belastingvrijstelling kunnen genieten op de winsten en baten van de vennootschap. Concreet betekende dit dat de werkgever die voor de maatregel in aanmerking komt de vrijstelling dus pas vanaf aanslagjaar 2020 voor de eerste keer kon toepassen.

Het vrij te stellen bedrag van de winsten of baten bedraagt 3 weken bezoldiging per begonnen dienstjaar vanaf het 6e dienstjaar na 1 januari 2014. Concreet betekent dit dus ten vroegste vanaf 1 januari 2019. Vanaf het 21ste dienstjaar na 1 januari 2014 bedraagt de belastingvrijstelling 1 week bezoldiging per bijkomend begonnen dienstjaar.

Het vrij te stellen bedrag van de winsten en baten wordt gespreid over het belastbaar tijdperk en de vier volgende belastbare tijdperken ten belope van 20 % per belastbaar tijdperk.

Wanneer de betrokken werknemer de onderneming verlaat, moet het totale voor deze werknemer reeds vrijgestelde bedrag worden opgenomen in de winsten en baten van het belastbaar tijdperk waarin de tewerkstelling een einde neemt.

Nieuwe circulaire

De nieuwe circulaire is een addendum op de circulaire 2019/C/138 en bevat enkele verduidelijkingen en aanvullingen bij die circulaire.

Betrokken werknemers?

In de circulaire van 2019 werden de in aanmerking komende werknemers omschreven als: ‘alle werknemers die bezoldigingen verkrijgen in de zin van art. 30, 1° en 31, WIB 92, op voorwaarde dat ze bij de betrokken werkgever ten minste 5 dienstjaren tellen na 01.01.2014 en dat ze aan het Belgische sociale zekerheidsrecht onderworpen zijn, en dit ongeacht hun statuut (arbeider of bediende), ongeacht hun arbeidsregeling (voltijds, halftijds, enz.), ongeacht hun datum van aanwerving, ongeacht de hoogte van hun bezoldigingen en ongeacht de reden waarom de werknemer de onderneming verlaat’.

In de nieuwe circulaire wordt verduidelijk dat de onderworpenheid aan het Belgische sociale zekerheidsrecht in de wet niet als een vrijstellingsvoorwaarde werd opgenomen. Concreet betekent dit dat de vrijstelling niet verworpen mag worden om de enkele reden dat een werknemer niet aan het Belgische sociale zekerheidsrecht is onderworpen.

Daarnaast bevat de nieuwe circulaire een verduidelijking m.b.t. het aantal dienstjaren. Er wordt rekeningen gehouden met de periode gedurende dewelke de werknemer ononderbroken in dienst is gebleven van dezelfde onderneming. Indien een arbeidsovereenkomst tussen een Belgische werkgever en een werknemer blijft doorlopen tijdens een tewerkstelling van de werknemer in het buitenland, dan loopt ook de teller van het aantal dienstjaren bij die werkgever gewoon door.

Concluderend zijn voor het bepalen van de dienstanciënniteit van een werknemer noch de plaats van zijn tewerkstelling, noch zijn onderworpenheid aan de Belgische sociale zekerheid van belang.

Referentiebezoldiging?

De in aanmerking te nemen bruto maandbezoldiging is de gemiddelde bruto maandelijkse bezoldiging, voor inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage, berekend over het totaal aantal maanden van het belastbaar tijdperk waarvoor de vrijstelling wordt aangevraagd. Om de wekelijkse bezoldiging te bepalen wordt het maximumbedrag van de bruto maandbezoldiging vermenigvuldigd met drie en gedeeld door dertien.

Het maximumbedrag van de maandelijkse bezoldigingen die in aanmerking worden genomen voor de fiscale vrijstelling wordt als volgt berekend:

  • 100 pct. van de schijf van 0,01 euro tot 1.500,00 euro;
  • 30 pct. van de schijf van 1.500,01 euro tot 2.600,00 euro.

Het gedeelte van de maandelijkse gemiddelde bruto bezoldiging dat hoger ligt dan 2.600 euro geeft geen recht geeft op een bijkomende vrijstelling.

De nieuwe circulaire verduidelijkt dat bezoldigingselementen die geen deel uitmaken van de regelmatig toegekende normale maandelijkse bezoldiging, niet in de referentiebezoldiging mogen worden opgenomen.

Aangezien het (enkel en dubbel) vakantiegeld van arbeiders en het dubbel vakantiegeld van bedienden geen deel uitmaken van hun regelmatig toegekende normale maandelijkse bezoldiging, mogen die vakantiegelden niet in de referentiebezoldiging worden opgenomen. Het enkel vakantiegeld van bedienden behoort daarentegen wel tot hun regelmatig toegekende normale maandelijkse bezoldiging zodat het wel in de referentiebezoldiging mag worden opgenomen.

Attest 281.78

In het WIB wordt voorzien dat de belastingplichtige jaarlijks langs elektronische weg volgens de door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde vastgestelde modaliteiten, de nominatieve lijst van de tewerkgestelde werknemers voorleggen, alsook voor elke werknemer:

  • de volledige identiteit alsmede het nationaal nummer of het bis-identificatienummer toegekend door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid;
  • de datum van indiensttreding;
  • de anciënniteit verworven binnen het eenheidsstatuut;
  • het bedrag van de vrijstelling;
  • in voorkomend geval, de datum van de einddatum van de arbeidsovereenkomst;
  • in voorkomend geval, het bedrag dat, overeenkomstig artikel 67quater, achtste lid, van hetzelfde Wetboek, is opgenomen in de winsten en baten van het belastbaar tijdperk;
  • de bruto belastbare bezoldigingen die aan de werknemer zijn betaald of toegekend met inbegrip van de sociale werknemersbijdragen, in voorkomend geval te beperken tot het bedrag vastgelegd in artikel 46ter.

Het MB van 24.06.2019 verduidelijkt dat die elektronische indiening moet gebeuren via Belcotax on web. Hiervoor werd een nieuw attest gecreëerd, nl. het attest 281.78.

Indien de belastingplichtige in die vijfjarige cyclus gebruik wil maken van de (gespreide) vrijstelling voor die werknemer, moet hij jaarlijks een attest 281.78 indienen. Om zijn recht op de vrijstelling voor de vijfjarige cyclus te openen, moet de werkgever voor het eerste van die vijf belastbare tijdperken altijd een attest 281.78 indienen (zelfs als hij in dat belastbaar tijdperk onvoldoende winst of baten heeft om de vrijstelling op aan te rekenen).Als de werkgever voor dat eerste belastbaar tijdperk zijn recht op de vrijstelling niet heeft geopend (doordat hij geen attest 281.78 heeft ingediend), zal hij ook voor de volgende vier belastbare tijdperken van die vijfjarige cyclus geen aanspraak meer kunnen maken op de vrijstelling.

Ook voor de volgende vier belastbare tijdperken van die vijfjarige cyclus moet de werkgever een attest 281.78 indienen behalve voor de belastbare tijdperken waarvoor hij aan zijn recht op de vrijstelling wil verzaken.

De attesten 281.78 moeten jaarlijks worden ingediend tegen de uiterste indieningsdatum (eventueel toegestaan uitstel inbegrepen) van de aangifte in de inkomstenbelasting waarin de werkgever de vrijstelling vraagt waarop die attesten betrekking hebben.

In afwijking van die algemene regel mogen vennootschappen die niet per kalenderjaar boekhouden, hun attesten 281.78 voor een aanslagjaar N (boekjaar (N-1) – N) indienen tot de laatste van de volgende twee data:

–       de uiterste indieningsdatum (eventueel toegestaan uitstel inbegrepen) van de aangifte van het aanslagjaar N

–       30 maart van het jaar N+1*.

*Behalve voor het aanslagjaar 2019, waarvoor die datum uitzonderlijk werd gebracht op 30.06.2020.

 

Bron: Circulaire 2021/C/67 over de vrijstelling voor sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden (20/07/2021); Circulaire 2019/C/138 over de vrijstelling voor sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden (20/12/2019). 

Deze website maakt gebruik van cookies om je gebruikservaring te optimaliseren. Door op “Accepteren” te klikken, ga je akkoord met het plaatsen van deze cookies.