Uit onderzoek blijkt dat het huidige rouwverlof van drie dagen bij een overlijden van een inwonend kind of partner onvoldoende is voor het verwerkingsproces. Om hieraan tegemoet te komen, ligt er een wetsvoorstel voor om het rouwverlof in deze omstandigheden uit te breiden naar 10 dagen.
Deze 10 dagen volgen het stramien van het klein verlet, m.a.w. ze worden volledig doorbetaald door de werkgever.
Het wetsontwerp werd op 17/06/2021 goedgekeurd in de kamer. Naast de uitbreiding van het rouwverlof wordt er ook voorzien in een flexibelere opname van het rouwverlof.
Opgelet: er kunnen nog steeds gunstigere bepalingen zijn op sectorniveau of ondernemingsniveau!
1. Overlijden van de echtgenoot of echtgenote of samenwonende partner, een kind van de werknemer of van zijn echtgeno(o) t(e) of samenwonende partner, of een pleegkind in het kader van een langdurige pleegzorg
Er wordt voorzien in 10 dagen klein verlet bij het overlijden van de echtgenoot of echtgenote of samenwonende partner, een kind van de werknemer of van zijn echtgeno(o) t(e) of samenwonende partner, of een pleegkind in het kader van een langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden of in het verleden. Drie dagen moeten opgenomen worden tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt met de dag van de begrafenis. De overige zeven dagen mogen binnen het jaar na de dag van het overlijden opgenomen worden. Er kan van de beide perioden waarin deze dagen moeten opgenomen worden, afgeweken worden op vraag van de werknemer mits een akkoord van de werkgever.
Langdurige pleegzorg is als pleegzorg zoals omschreven in artikel 30sexies, § 6 arbeidsovereenkomstenwet waarbij het kind als deel uitmakend van dat gezin in het bevolkingsregister
of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het gezin, de pleegouder of pleegouders zijn/hun verblijfplaats heeft/hebben is ingeschreven.
Een pleegkind is een kind waarvoor de werknemer of zijn echtgenote of samenwonende partner in het kader van pleegzorg is aangesteld door de rechtbank, door een door de bevoegde gemeenschap erkende dienst voor pleegzorg, of door de bevoegde gemeenschapsdiensten inzake jeugdbescherming.
2. Overlijden van de vader, moeder, schoonvader, stiefvader, schoonmoeder, stiefmoeder van de werknemer of van zijn echtgeno(o) t(e) of samenwonende partner.
Er zijn 3 dagen klein verlet voorzien bij het overlijden van de vader, moeder, schoonvader, stiefvader, schoonmoeder, stiefmoeder van de werknemer of van zijn echtgeno(o) t(e) of samenwonende partner. De werknemer kan deze 3 dagen opnemen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt de dag van de begrafenis. Er kan van de periode waarin deze dagen moeten opgenomen worden, afgeweken worden op vraag van de werknemer mits een akkoord van de werkgever
3. Overlijden van de pleegvader of pleegmoeder van de werknemer in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden
Er zijn 3 dagen klein verlet voorzien bij het overlijden van de pleegvader of pleegmoeder van de werknemer in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden. De werknemer kan deze 3 dagen opnemen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt de dag van de begrafenis. Er kan van de periode waarin deze dagen moeten opgenomen worden, afgeweken worden op vraag van de werknemer mits een akkoord van de werkgever.
Pleegvader of pleegmoeder is de de pleegouder die in het kader van pleegzorg is aangesteld door de rechtbank, door een door de bevoegde gemeenschap erkende dienst voor pleegzorg, of door de bevoegde gemeenschapsdiensten inzake jeugdbescherming.
4. Overlijden van de broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de grootvader, de grootmoeder, van een kleinkind, overgrootvader, overgrootmoeder, achterkleinkind, schoonzoon, schoondochter van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner, die bij de werknemer inwoont
Er zijn 2 dagen klein verlet voorzien bij het overlijden van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de grootvader, de grootmoeder, van een kleinkind, overgrootvader, overgrootmoeder, achterkleinkind, schoonzoon, schoondochter van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner, die bij de werknemer inwoont. De werknemer kan deze 2 dagen opnemen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt de dag van de begrafenis. Er kan van de periode waarin deze dagen moeten opgenomen worden, afgeweken worden op vraag van de werknemer mits een akkoord van de werkgever
5. Overlijden van de broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de grootvader, de grootmoeder, van een kleinkind, overgrootvader, overgrootmoeder, achterkleinkind, schoonzoon, schoondochter van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner, die niet bij de werknemer inwoont
Er is 1 dag klein verlet voorzien bij het overlijden van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de grootvader, de grootmoeder, van een kleinkind, overgrootvader, overgrootmoeder, achterkleinkind, schoonzoon, schoondochter van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner, die nietbij de werknemer inwoont. De werknemer kan deze dag opnemen op de dag van de begrafenis. Er kan van de periode waarin deze dagen moeten opgenomen worden, afgeweken worden op vraag van de werknemer mits een akkoord van de werkgever
6. Overlijden van een pleegkind van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner in het kader van kortdurende pleegzorg op het moment van het overlijden
Er is 1 dag klein verlet voorzien bij het overlijden van een pleegkind van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner in het kader van kortdurende pleegzorg op het moment van het overlijden. De werknemer kan deze dag opnemen op de dag van de begrafenis. Er kan van de periode waarin deze dagen moeten opgenomen worden, afgeweken worden op vraag van de werknemer mits een akkoord van de werkgever.
Kortdurende pleegzorg omvat alle vormen van pleegzorg die niet voldoen aan de voorwaarden van langdurige pleegzorg.
Aanrekening op gewaarborgd loon?
Er is daarnaast ook nog een regeling opgenomen voor de aanrekening van de bijkomende dagen rouwverlof op het gewaarborgd loon onder bepaalde voorwaarden.
Indien er een periode van arbeidsongeschiktheid (ziekte of ongeval) onmiddellijk aansluit (zonder werkhervatting of zonder dat er zich een andere schorsing voordoet) op de afwezigheid wegens het overlijden van de echtgenoot of echtgenote of samenwonende partner, van een kind van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner, worden de bijkomende dagen klein verlet aangerekend op de wettelijke periode van het gewaarborgd loon, op voorwaarde dat de bijkomende dag(en) klein verlet aansluit(en) op een derde dag klein verlet.
Concreet heeft de aanrekening tot gevolg dat de wettelijke periode van het gewaarborgd loon wegens arbeidsongeschiktheid (14 dagen of 30 dagen afhankelijk van het statuut van de werknemer) wordt ingekort met het aantal dagen bijkomend verlof (max . 7 dagen) dat de werknemer onder de hierboven vermelde voorwaarden opnam. Er is geen aanrekening voor bijkomende dagen rouwverlof die worden toegekend in het kader van een conventionele regeling (vb. gunstigere regeling op sectoraal niveau of ondernemingsniveau).
Voorbeeld:
Als een werknemer-bediende zijn kind verliest, drie dagen rouwverlof opneemt en nadien ziek wordt gedurende een periode van 30 dagen, dan kan hij rekenen op drie dagen
klein verlet met behoud van loon en 30 dagen gewaarborgd loon tijdens zijn periode van arbeidsongeschiktheid. De drie dagen rouwverlof worden niet aangerekend op de periode
van gewaarborgd loon aangezien het gaat om de reeds drie bestaande dagen rouwverlof en niet om bijkomende dagen rouwverlof.
Voorbeeld:
Als een werknemer-bediende zijn kind verliest, tien dagen rouwverlof opneemt en daarna aansluitend ziek wordt gedurende een periode van 5 dagen dan heeft hij 3 dagen
rouwverlof met volledig behoud van loon, 7 bijkomende dagen rouwverlof met volledig behoud van loon maar die 7 dagen worden al aangerekend op zijn periode van gewaarborgd loon
tijdens ziekte omdat zijn rouwverlof aansluitend gevolgd wordt door een ziekte. Aangezien zijn ziekte slechts vijf dagen duurt, heeft de aangepaste regel geen gevolgen voor de werknemer,
want hij overschrijdt zijn periode van 23 dagen (dertig dagen – 7 dagen) gewaarborgd loon niet.
Voorbeeld:
Als een werknemer-bediende zijn kind verliest, tien dagen rouwverlof opneemt en daarna aansluitend ziek wordt gedurende een periode van 25 dagen dan heeft hij 3 dagen rouwverlof met volledig behoud van loon, 7 bijkomende dagen rouwverlof met volledig behoud van loon maar die 7 dagen worden al aangerekend op zijn periode van gewaarborgd loon tijdens ziekte omdat zijn rouwverlof aansluitend gevolgd wordt door een ziekte. Aangezien zijn ziekte 25 dagen duurt, heeft de aangepaste regel gevolgen voor de werknemer, want hij overschrijdt zijn periode van 23 dagen (dertig dagen – 7 dagen) gewaarborgd loon. De werknemer zal dus vanaf de 24ste dag ziekte een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen in plaats van vanaf de 31ste dag omdat die zeven extra
dagen rouwverlof worden aangerekend op de periode van het gewaarborgd loon en zijn periode van gewaarborgd loon dus eerder wordt overschreden.
Voorbeeld:
Als een werknemer zijn kind verliest, tien dagen rouwverlof opneemt, enkele dagen gaat werken of vakantie opneemt en daarna ziek wordt, worden die extra dagen rouwverlof niet
aangerekend op de periode gewaarborgd loon wegens ziekte dan kan hij met andere woorden tijdens zijn ziekte gedurende 30 dagen (of 14 dagen in het geval van een arbeider) een
gewaarborgd loon ontvangen.
Voor de arbeiders zijn dezelfde rekenmethodes van toepassing met dien verstande dat de periode van gewaarborgd loon slechtst 14 dagen behelst.
Dezelfde principes zijn ook van toepassing in een situatie van herval: de aanrekening dient in dit geval te gebeuren op het nog te lopen gedeelte van de periode van 30 of 14 dagen gewaarborgd loon dat werd berekend op grond van de normale principes inzake herval.
Deze regeling doet geen afbreuk aan de afspraken die tussen werkgevers en werknemers zijn gemaakt door een afgesloten cao in de sector of op ondernemingsniveau of in het arbeidsreglement. Indien dergelijke afspraken reeds voorzagen in meer dagen klein verlet in het kader van rouwverlof dan vastgelegd in het KB van 28 augustus 1963, dan worden deze extra dagen toegekend door die cao of in het arbeidsreglement niet geviseerd en dus niet aangerekend op de periode van gewaarborgd loon in de veronderstelling dat de periode van rouwverlof opgevolgd wordt door een periode van ziekte.
Voorbeeld:
Een sectorale cao voorziet in 2 bijkomende dagen rouwverlof bij het overlijden van een kind van de bediende. De bediende kiest er voor om 10 dagen rouwverlof op te nemen en wordt daarna aansluitend ziek voor 27 dagen. De bediende zal kunnen rekenen op 5 dagen klein verlet met behoud van loon, 5 dagen klein verlet met behoud van loon die aangerekend worden op de periode gewaarborgd loon, 25 dagen gewaarborgd loon tijdens zijn arbeidsongeschiktheid. Vanaf de 26ste dag ziekte ontvangt hij een arbeidsongeschiktheidsuitkering (in plaats van vanaf de 31ste dag) omdat het rouwverlof wordt gevolgd door een periode van ziekte en die 5 dagen extra rouwverlof bovenop de toegekende dagen rouwverlof in de cao aangerekend worden op de periode van
gewaarborgd loon bij arbeidsongeschiktheid. Indien er geen sectorale cao was, dan zou de bediende reeds vanaf de 24ste dag zijn periode van gewaarborgd loon overschrijden en een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen.
Samenwonende partner?
Het wetsvoorstel bevat in tegenstelling tot de huidige tekst van het KB 28/08/1963 een verwijzing naar de ‘samenwonende partner’. In de huidige tekst is er sprake van echtgenoot / echtgenote waarbij wordt voorzien dat de persoon met wie de werknemer wettelijk samenwoont (cf. 1475 e.v. van het burgerlijk Wetboek) gelijkgesteld wordt met de echtgeno(o)t(e) van de werknemer.
Er is in het wetsvoorstel geen definitie opgenomen van het begrip ‘samenwonende partner’. Op basis van de gebruikelijke betekenis van het woord betekent dit dat hieronder zowel de wettelijk samenwonendepartner als de feitelijke samenwonende partner wordt bedoeld. De feitelijke samenwoning kan aangetoond worden door een uittreksel van de inschrijving in het bevolkingsregister.
Inwerkingtreding?
De wet werd op 15/07/2021 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en zal pas tien dagen daarna in werking treden.
Concreet zal de nieuwe regeling bijgevolg in werking treden op 25/07/2021 voor overlijdens vanaf die datum.
Minister Dermagne heeft in de media aangekondigd dat de werknemers die een naaste verloren zijn bij de recente overstromingen reeds 10 dagen rouwverlof zouden krijgen. Het is op dit moment echter niet duidelijk of de wet aangepast zal worden.
Bron: Wet van 27 juni 2021 tot uitbreiding van het rouwverlof bij het overlijden van een partner of een kind en tot het flexibiliseren van de opname van het rouwverlof, BS 15 juli 2021; KB van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normaal loon van werknemers voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of burgerlijke opdrachten, BS 11 september 1963.