Deze wet werd ingevoerd om werknemers die geen of slechts een laag aanvullend pensioen hebben de mogelijkheid te bieden vrijwillig een aanvullend pensioen van de tweede pijler op te bouwen via inhoudingen op hun loon door de werkgever.
De werknemer moet zelf het initiatief nemen om een pensioenovereenkomst af te sluiten met de pensioeninstelling van zijn keuze. Ook kan de werknemer vrij het bedrag van de bijdrage per jaar bepalen, doch het mag onderstaande grensbedragen niet overschrijden:
- 3% van het referteloon (brutojaarloon van het opbouwjaar-2 vermeld op de individuele rekening) of 1600 € (als het percentage van 3% dit minimum niet bereikt);
- En de eventuele rechten opgebouwd tijdens het opbouwjaar-2 in het kader van een tweede pensioenpijler (aanvullend ondernemingspensioen, sectoraal aanvullend pensioen of reserves die voortvloeien uit een overdracht waarbij zowel de reserves verworven via patronale bijdragen als via persoonlijke bijdragen in aanmerking worden genomen).
De werkgever heeft als enige verplichting de persoonlijke bijdragen van de werknemer in te houden op zijn nettoloon en die te storten aan de pensioeninstelling. Onder nettoloon moet worden verstaan het loon van de werknemer na de sociale en fiscale inhoudingen die door de werkgever moeten worden uitgevoerd in het kader van de betaling van het loon.
Aldus zal de impact van deze wet relatief beperkt zijn. Enerzijds zijn de werkgevers namelijk enkel gehouden tot het doorstorten van de bijdragen, anderzijds is het VAPW enkel toegankelijk voor werknemers die geen of een laag aanvullend pensioen op het niveau van zijn onderneming en/of zijn bedrijfssector (sectoraal pensioen) genieten.
Bron: Wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen, BS 27 december 2018.