Principe
Zelfstandigen kunnen vanaf 1 juli 2019 onmiddellijk een ziekte-uitkering genieten als ze minstens 7 dagen ziek zijn. De aanvangsdatum van de ziekte-uitkering is derhalve afhankelijk van de periode van arbeidsongeschiktheid:
- ≤ 7 dagen arbeidsongeschiktheid, geen recht op een ziekte-uitkering;
- > 7 dagen arbeidsongeschtikheid, recht op ziekte-uitkering vanaf de 8e dag, berekend vanaf de 1e dag arbeidsongeschiktheid.
Om in aanmerking te komen voor de ziekte-uitkering is de zelfstandige verplicht om zijn arbeidsongeschiktheid door een geneesheer te laten vaststellen in een medisch attest. Dit attest moet uiterlijk binnen 7 kalenderdagen naar de verzekeringsinstelling verstuurd worden. De arbeidsongeschiktheid begint pas officieel te lopen op datum van de ondertekening van het medisch getuigschrift. Dit om te vermijden dat ziekte-uitkeringen retroactief opgevraagd worden.
Uitzondering corona
Gelet op de coronacrisis en de daarbijhorende administratieve taken is het niet evident om steeds op de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid een afspraak vast te leggen bij de huisarts.
Er wordt daarom voorzien in een tijdelijke versoepeling voor zelfstandigen m.b.t. de regel dat het tijdvak van arbeidsongeschiktheid ten vroegste kan aanvangen op de datum van ondertekening van het medisch getuigschrift. Deze regel is bijgevolg niet van toepassing op elk tijdvak van arbeidsongeschiktheid dat aanvat vanaf 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020. Op deze manier wil men vermijden dat zelfstandigen een deel van hun ziekteuitkering zouden verliezen omdat ze niet tijdig bij hun huisarts een afspraak kunnen maken.
Deze tijdelijke versoepeling werd verleng voor de periode 01/01/2021 – 30/06/2021.
Wijzigingen vanaf 01/07/2021 – voor de periodes van arbeidsongeschiktheid die ten vroegste vanaf deze datum aanvangen
Om in aanmerking te komen voor de ziekte-uitkering is de zelfstandige verplicht om zijn arbeidsongeschiktheid door een geneesheer te laten vaststellen in een medisch attest. Dit attest moet uiterlijk binnen een termijn van 7 kalenderdagen, die begint te lopen de dag na die waarop de arbeidsongeschiktheid aanving, naar de verzekeringsinstelling verstuurd worden. Het uiterlijk op de laatste dag van de toepasselijke termijn ondertekende getuigschrift van arbeidsongeschiktheid wordt geacht tijdig via de post aan de adviserend arts te zijn verzonden als de poststempel uiterlijk de vijfde werkdag na het verstrijken van die termijn is aangebracht.
De instanties die ermee belast zijn de datum te bepalen waarop de staat van arbeidsongeschiktheid is aangevangen of opnieuw is opgetreden, stellen die datum vast rekening houdend met alle elementen die in hun bezit zijn en onder meer met de datum die door de behandelend arts op het getuigschrift van arbeidsongeschiktheid is vermeld. Als de periode van erkende arbeidsongeschiktheid aanvangt meer dan veertien dagen voor de datum van ondertekening van het getuigschrift van arbeidsongeschiktheid door de behandelend arts, kan het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen slechts ingaan vanaf de veertiende dag voor deze datum van ondertekening. Dit geldt niet bij een verlenging van de staat van arbeidsongeschiktheid na de einddatum van de vorige periode van erkende arbeidsongeschiktheid of wanneer de staat van arbeidsongeschiktheid opnieuw optreedt binnen een termijn van minder dan 14 dagen.
Als de adviserend arts echter oordeelt dat het een situatie van overmacht betreft, zal het recht op uitkeringen ingaan op de begindatum van de periode van erkende arbeidsongeschiktheid.
Bron: Wet van 22 mei 2019 tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, teneinde de wachttijd op te heffen, BS 24 juni 2019; Wet van 04/11/2020 inzake verschillende sociale maatregelen ingevolge de COVID-19-pandemie, BS 13 november 2020; https://news.belgium.be/nl/covid-19-verlenging-van-de-maatregel-betreffende-de-carensdag-wegens-de-arbeidsongeschiktheid-van. KB van 14/01/2021 tot tijdelijke schorsing, ingevolge de COVID-19-pandemie, van de toepassing van de voorwaarde dat het tijdvak van arbeidsongeschiktheid in de uitkeringsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en de meewerkende echtgenoten ten vroegste kan aanvangen op de datum van ondertekening van het getuigschrift van arbeidsongeschiktheid, BS 28/01/2021; KB van 28/04/2021 tot tijdelijke schorsing, ingevolge de COVID-19-pandemie, van de toepassing van de voorwaarde dat het tijdvak van arbeidsongeschiktheid in de uitkeringsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten ten vroegste kan aanvangen op de datum van ondertekening van het getuigschrift van arbeidsongeschiktheid, BS 6 mei 2021; Wet van 20/06/2021 tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de <meewerkende> <echtgenoten>, opdat de arbeidsongeschiktheidsregeling kan ingaan vanaf de daadwerkelijke stopzetting van de activiteit wegens arbeidsongeschiktheid (1), BS 14 juli 2021.