Zoals aangegeven in het begrotingsakkoord voorziet de wet van 20 november 2022 een responsabiliseringsbijdrage geïnd via een debetbericht, op kwartaalbasis voor werkgevers bij wie gemiddeld de instroom van werknemers in de invaliditeit 2 maal hoger ligt dan in de ondernemingen uit dezelfde sector en 3 maal hoger dan in de privé sector in het algemeen.
Zoals de naam doet vermoeden, heeft de bijdrage tot doel de betrokken werkgevers te responsabiliseren om het aantal langdurige zieken binnen hun onderneming te doen dalen. Thans kan de werkgever hierbij ondersteuning vragen van de arbeidsarts, de adviserende arts en de recent in het leven geroepen ‘Terug naar Werk-coördinator‘. Uit de praktijk blijkt evenwel dat er nog geen al te grote successen hieromtrent geboekt worden. Door het opleggen van de responsabiliseringsbijdrage van 0,625% van het totale kwartaalloon willen ze de werkgevers ertoe aanzetten meer initiatieven te nemen om de langdurige zieken te re-integreren.
Deze responsabiliseringsbijdrage werd reeds in het leven geroepen door de programmawet van 27/12/2021. De wet van 20/11/2022 voorziet een aantal verfijningen in de bepalingen rond de responsabiliseringsbijdrage voor werkgevers inzake invaliditeit.
Er wordt voorzien in een:
- vrijstelling voor de beschutte werkplaatsen en de maatwerkbedrijven behorende tot het paritair comité voor de beschutte werkplaatsen, de sociale werkplaatsen en de maatwerkbedrijven (werkgeverscategorieën 073, 176, 273, 373, 473, 573 en 673);
- precisering m.b.t. welke dagen in rekening worden gebracht bij het bepalen van de totale tewerkstelling bij de werkgever;
- garantie zodat er altijd tenminste 10 ondernemingen in de vergelijkingsbasis van de “sectoriële vergelijking” zitten.
Doelgroep : ‘werkgevers met een bovenmaatse instroom in invaliditeit’
Van een bovenmaatse instroom in invaliditeit is er sprake wanneer het gemiddelde van de verhoudingen tussen de intredes in invaliditeit in kwartaal Q en elk der drie voorafgaande kwartalen ten opzichte van de totale tewerkstellingen in elk der overeenstemmende kwartalen van het voorafgaande kalenderjaar:
- X maal hoger is dan bij ondernemingen behorende tot dezelfde activiteitensector én;
- Y maal is hoger dan bij de algemene private sector.
De responsabiliseringsbijdrage is verschuldigd wanneer bij de werkgever in de refertekwartalen minstens drie werknemers in invaliditeit zijn getreden in de berekeningsperiode die 4 refertekwartalen omvat (Q-3 tot Q) met Q het kwartaal van het ingaan van de invaliditeit. Via KB kan het aantal tijdens de refertekwartalen in invaliditeit getreden werknemers verhoogd of verlaagd worden.
Er wordt ook voorzien in een vrijstelling van deze bijdrage voor de werkgevers van de beschutte werkplaatsen en de maatwerkbedrijven behorende tot het paritair comité voor de beschutte werkplaatsen, de sociale werkplaatsen en de maatwerkbedrijven (werkgeverscategorieën 073, 176, 273, 373, 473, 573 en 673).
Bepaling van de verhouding t.o.v. dezelfde activiteitensector
De verhouding van de instroom van werknemers in invaliditeit ten opzichte van ondernemingen behorende tot dezelfde activiteitensector zal bepaald worden aan de hand van de eerste 4 cijfers van de NACE-classificatie van economische activiteit voor wat betreft de hoofdactiviteit van de werkgever, wanneer en voor zover er met ten minste tien werkgevers met dezelfde eerste vier cijfers van de NACE-classificatie kan worden vergeleken.
Indien de bepaling aan de hand van dezelfde eerste vier cijfers van de NACE-classificatie minder dan tien vergelijkingspunten oplevert, wordt de verhouding bepaald ten opzichte van ten minste tien werkgevers aan de hand van de eerste drie cijfers van de NACE-classificatie voor wat betreft de hoofdactiviteit van de werkgever.
Indien de bepaling aan de hand van dezelfde eerste drie cijfers van de NACE-classificatie minder dan tien vergelijkingspunten oplevert, wordt de verhouding bepaald ten opzichte van ten minste tien werkgevers aan de hand van de eerste twee cijfers van de NACE-classificatie voor wat betreft de hoofdactiviteit van de werkgever.
Indien de bepaling aan de hand van dezelfde eerste twee cijfers van de NACE-classificatie minder dan tien vergelijkingspunten oplevert, wordt voor het bepalen van de bovenmaatse instroom in invaliditeit, geen rekening gehouden met de verhouding van de instroom van werknemers in invaliditeit ten opzichte van ondernemingen behorende tot dezelfde activiteitensector. In voorkomend geval, wordt de bovenmaatse instroom in invaliditeit enkel bepaald ten opzichte van de ondernemingen in de algemene private sector.
Bepaling van de verhouding t.o.v. algemene private sector
Voor het bepalen van de verhouding van de instroom van werknemers in invaliditeit ten opzichte van ondernemingen in de algemene private sector in kwartaal Q, wordt rekening gehouden met alle werkgevers die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
Totale tewerkstelling bij de werkgever
Voor het bepalen van de totale tewerkstelling bij de werkgever gedurende de met de refertekwartalen overeenstemmende kwartalen van het voorafgaande kalenderjaar wordt rekening gehouden met het aantal voltijdse equivalente werknemers tewerkgesteld bij de werkgever gedurende deze kwartalen die op de laatste dag van kwartaal Q-4 ten minste drie achtereenvolgende jaren zonder onderbreking bij de betreffende werkgever tewerkgesteld zijn. Eén voltijds equivalente werknemer komt overeen met de voltijdse tewerkstelling van één werknemer gedurende de betreffende kwartalen waarbij de aan de RSZ aangegeven dagen normale werkelijke arbeid, de dagen wettelijke vakantie, de dagen bijkomende vakantie, de dagen vakantie krachtens algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst en de dagen tijdelijke werkloosheid in rekening worden gebracht.
Werknemers die op de datum van aanvang van de invaliditeit beschikken over de toelating tot progressieve werkhervatting moeten niet meegenomen worden in de berekening van de ‘bovenmaatse instroom’.
Vrijstelling voor werkgevers met gemiddeld < 50 werknemers
De wet voorziet een vrijstelling voor werkgevers die gedurende het jaar waarin kwartaal Q-1 valt, gemiddeld minder dan 50 werknemers tewerkstelden. Q-1 is het kwartaal voorafgaand aan het kwartaal waarin de invaliditeit van de werknemer een aanvang neemt.
Het gemiddeld aantal tewerkgestelde werknemers moet bekeken worden tijdens een specifieke referteperiode, die valt tussen het vierde kwartaal van het voorlaatste jaar (n-2) en het eerste, tweede en derde kwartaal van het vorig jaar (n-1), bijvoorbeeld 1/12/2020 tot en met 30/09/2021. Het totaal van de op het einde van elk kwartaal van de referteperiode aangegeven werknemers moet gedeeld worden door het aantal kwartalen waarvoor de werkgever werknemers heeft aangegeven bij de RSZ.
Omvang en berekening bijdrage
De werkgever die onder voorgaande toepassingsgebied valt, zal een trimestriële responsabiliseringsbijdrage van 0,625 % verschuldigd zijn op de onderworpen lonen van het kwartaal voorafgaand (Q-1) aan het kwartaal waarin de bovenmaatse instroom in invaliditeit een feit is (Q)
Indien er arbeiders tewerkgesteld worden, zal er rekening gehouden worden met het loon aan 108%.
Voor de berekening van de responsabiliseringsbijdrage wordt geen rekening gehouden met de bedragen die verschuldigd zijn onafhankelijk van het aantal effectief gewerkte dagen tijdens het aangiftekwartaal (denk hierbij aan jaarpremies etc. ). Een uitzondering hierop zijn de bedragen die uitbetaald worden n.a.v. de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
De trimestriële responsabiliseringsbijdrage wordt door de RSZ berekend en geïnd via een debetbericht samen met de bijdragen voor het tweede kwartaal volgend op kwartaal Q.
De geïnde bijdragen zullen doorgestort worden aan het fonds voor bestaanszekerheid van de sector van de werkgever.
Inwerkingtreding
De wet treedt retroactief in werking op 1 januari 2022, alsook kan de referteperiode pas een aanvang nemen in 2022. De responsabiliseringsbijdrage zal voor het eerst berekend en geïnd worden in het tweede kwartaal 2023 (Q+2) op basis van de 4 refertekwartalen in 2022.
Wat de invaliditeitsperiodes betreft, zullen ook enkel de periodes van invaliditeit in rekening gebracht worden die een aanvang hebben genomen vanaf 1 januari 2022.
Proactieve info
De RSZ zal de werkgevers in 2022 proactief informeren over hun invaliditeitsratio zodat zij al eventueel stappen kunnen ondernemen om buiten het vizier van de responsabiliseringsbijdrage te blijven.
Deze proactieve mededeling is voor een 1ste keer verzonden in de loop van week 51 en is bedoeld voor de werkgevers die in de refertekwartalen op zijn minst:
Categorie werkgever | Aantal werknemers in invaliditeit getreden | Gemiddelde ratio hoger dan eigen activiteitensector | Gemiddelde ratio hoger dan die van de private sector |
Categorie 1 | 3 werknemers hebben die in invaliditeit zijn getreden | 2 x hoger | 3x hoger |
Categorie 2 | 2 werknemers hebben die in invaliditeit zijn getreden en die het risico om de bijdrage te moeten betalen indien er in het volgende kwartaal nog een bijkomende werknemer in invaliditeit zou treden | 2x hoger | 3x hoger |
Categorie 3 | 3 werknemers hebben die in invaliditeit zijn gestreden en het risico lopen om de bijdrage te moeten betalen als de instroom van werknemers in de invaliditeit ongunstig evolueert | 1,5 x hoger | 2,5x hoger
|
Deze ratio’s komen overeen met het aantal in invaliditeit getreden werknemers in het betreffende kwartaal (Q), met uitzondering van die werknemers die op de datum van aanvang van de invaliditeit beschikken over de toelating tot werkhervatting, ten opzichte van het aantal voltijds equivalenten in hetzelfde kwartaal van het voorgaande jaar. Vervolgens wordt er een gemiddelde berekend van de ratio’s van alle 4 kwartalen samen.
Alleen de werknemers die in de invaliditeit getreden zijn in kwartaal Q en
- die minstens 18 jaar zijn en jonger dan 55 jaar op (Q – 4) en
- die ten minste 3 achtereenvolgende jaren zonder onderbreking bij de werkgever tewerkgesteld zijn,
worden in aanmerking genomen voor de berekening van de ratio’s.
Bron: Programmawet van 27 december 2021, BS 31 december 2021; Ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 145 van de programmawet van 27 december 2021 betreffende de proactieve mededeling aan werkgevers wiens gemiddelde instroom van werknemers in invaliditeit ongunstig evolueert; Ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 142, vijfde lid, van de programmawet van 27 december 2021; Wet van 20/11/2022 houdende diverse bepalingen inzake responsabilisering van de werkgevers inzake invaliditeit en inzake alternatieve financiering van de sociale zekerheid (1), BS 30 november 2022.